De VOORZITTER moet het antwoord op de vraag welke methode de taxateurs
hanteren bij de vaststelling van de huurwaarde van een zakenpand schuldig blijven.
De grondslag van deze waardebepaling is de waarde van een pand in het economisch
verkeer, wat op zich een objectieve waarde is. Hoe een taxateur die waarde bepaalt
heeft natuurlijk te maken met de deskundigheid van de betreffende taxateur. De
betrokken mensen van Bouwtoezicht West-Brabant doen niets anders dan het uitvoeren
van onroerend-goedtaxaties en het College vertrouwt op de deskundigheid en ervaring
van dit instituut en deze mensen. In hoeverre binnen dit systeem bepaalde maat
staven worden aangelegd wil het College wel nagaan bij Bouwtoezicht West-Brabant.
Dat er grote verschillen zijn in de cijfers ten opzichte van 1976 laat
zich verklaren door de sterke waardestijging van het onroerend-goed in de afgelopen
5 jaar er de daling van dit moment. De waarde van de panden wordt gerelateerd naar
de toestand van 1 januari 1981. De Heer van der Westerlaken stelt dat er verschil
is tussen de panden die op het eerste gezicht eenzelfde waarde zouden moeten hebben.
De VOORZITTER heeft daarover gesproken met de taxateur waarbij laatstgenoemde heeft
verklaard dat er getaxeerd is aan de hand van een uitwendige beoordeling. Wanneer
de aanslag wordt opgelegd dan hoeft de eigenaar of gebruiker daarmede geen genoegen
te nemen. Er is een rechtsprocedure om tegen een dergelijke aanslag bezwaar aan
te tekenen bij de belastingrechter welke dan zal uitmaken of die aanslag al dan
niet terecht is opgelegd.
Bij de introductie, vijf jaar geleden, is gekozen voor het systeem van
waardebepaling in het economisch verkeer. De meeste gemeenten in Nederland hebben
dat gedaan en na vijf jaar ervaring moet gezegd worden dat dat systeem goed heeft
gefunktioneerd. Er zijn in de afgelopen vier jaar geen bezwaarschriften door het
College ontvangen waaruit is gebleken dat het systeem niet goed zou hebben gefunktio
neerd. Er zijn wel bezwaarschriften ontvangen terzake van de taxaties maar die
hebben er allemaal toe geleid dat er toch een geobjectiveerde waarde uit kwam.
De verschuivingen in de hertaxaties waar de heer Willemsen naar vraagt
zijn te vinden bij de duurdere en de goedkopere panden. De verschillen tussen de
panden zijn wat verder uit elkaar komen te liggen en benaderen meer dan voorheen
de realiteit. De taxaten van dit momen zijn beter dan vier jaar geleden. Nieuwe
panden die in de komende vier jaar worden bijgebouwd worden teruggewaardeerd naar
de toestand per 1 januari 1981. Na vijf jaar moet weer een nieuwe taxatie plaats
vinden? dat is in de wet vastgelegd.
De Heer VAN DER WESTERLAKEN heeft het gevoel dat er toch weinig rekening
is gehouden met de ouderdom van bepaalde panden waardoor de door hem gesignaleerde
verschillen zijn ontstaan.
De Heer VAN GESTEL vraagt of de belastingplichte een opgave van de taxa
tie van zijn/haar onroerend-goed krijgt thuisgestuurd en in de gelegenheid wordt
gesteld daartegen te reclameren.
De VOORZITTER antwoordt dat de getaxeerde waarde van het onroerend-goed
vermeld staat op de aanslag.
De Heer VAN GESTEL herinnert eraan dat dit na de eerste taxatie wel per
brief is gebeurd. Hij vraagt of iedere belastingplichtige ook inzage van andere
taxaties kan krijgen ter vergelijking van de taxatie van het eigen pand met die
van derden.
De VOORZITTER zegt met het College te zullen overleggen of toezending
van de taxatieresultaten opnieuw moet plaatsvinden. Iedereen moet natuurlijk inzicht
kunnen krijgen in de taxatie van het eigen pand, en er dient een zo groot moge
lijke openheid te bestaan. Het College zal laten nagaan wat ten deze de gewoonten
in Nederland zijn en wat juridisch haalbaar is om de cijfers zo open mogelijk naar
de buitenwacht te brengen zonder daarbij in conflict te komen met de bescherming
van de privacy.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming besloten zoals op de agenda
is voorgesteld.
4. VOORSTEL TOT VASTSTELLING VAN DE "VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN
REINIGINGSRECHTEN 1982".
De Heer BEEREPOOT verklaart dat zijn fraktie akkoord gaat met deze ver
hoging en deze verhoging van rechten meer voor de hand vindt liggen dan bijvoor
beeld een andere belastingverhoging. Zijn fraktie ziet geen enkele reden waarom
het dekkingspercentage van de reinigingsrechten zo laag zou moeten blijven als
nu het geval is.