(flj
gemeente meuw-qmneken
JC JC Raadsvergadering
25 januari 1982
nyeiiüd Nr.
Klass. Nr.
10
-1.79.
Onderwerp:
Voorstel tot aanwijzing van een lid van de
algemene vergadering van het Hoogheemraadschap
West-Brabant
Ulvenhout, 11 januari 1983.
Aan de Raad,
Artikel 10 van het bijzonder reglement van het Hoogheemraad
schap West-Brabant bepaalt dat de algemene vergadering de regeling
voor de aanwijzing en de toelating van leden van deze algemene ver
gadering dient vast te stellen. Zulks is geschied op 6 januari 1977,
terwijl Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant dit besluit van de
algemene vergadering goedkeurden op 26 januari 1977, G nr. 154115.
Op basis van deze regeling, genaamd "Kiesregeling van het
Hoogheemraadschap West-Brabant"werden in de eerste helft van het
jaar 1977 volgens de daarin omschreven procedure door groepen van
waterschappen en gemeenten leden aangewezen voor de algemene vergade
ring voor een periode van 6 jaar, te weten 1 juli 1977 tot 1 juli
1983. De gemeente Nieuw-Ginnekenbehorende tot de groep van gemeenten
die verder bestaat uit: Alpen en Riel, Baarle-Nassau, Chaam, Dongen,
Prinsenbeek en Rijsbergen, bracht bij raadsbesluit van 19 april 1977
2 stemmen uit op een van de kandidaten namens deze gemeenten, zijnde
de heer Mr. Th.A.G.M. van der Weijden, Burgemeester van de gemeente
Alphen en Riel. De heer van der Weijden werd uiteindelijk als zodanig
door deze gemeenten aangewezen en tot de algemene vergadering toe
gelaten met in totaal 9 stemmen, terwijl de heer Mr. J.J.M. Dosker,
Burgemeester van de gemeente Dongen, eveneens kandidaat, in totaal
5 stemmen verwierf.
Nu de eerste zittingsperiode van de leden van de algemene
vergadering eindigt op 1 juli 1983 en alle leden gezamenlijk aftreden
is op het bij brief d.d. 16 augustus 1982, nr. 98999 van de dijkgraaf
van het Hoogheemraadschap gedane verzoek wederom overleg gepleegd
tussen de colleges van Burgemeester en Wethouders van de betreffende
groep gemeenten om tot een kandidaatstelling te komen en wel op 28
september en 22 oktober 1982. In beide bijeenkomsten stond min of
meer centraal de aandrang van de zijde van de gemeente Dongen om bij
voorkeur namens deze groep gemeenten uit die gemeente een kandidaat
te stellen vanwege de bijzondere problematiek in Dongen ten aanzien
van de lozing van afvalwater door de plaatselijke industrieën in de
relatie tot de taakuitoefening terzake door het Hoogheemraadschap,
alsmede vanwege het feit dat Dongen door zijn inwoneraantal ruim een
derde van het aantal huishoudelijke vervuilers in deze groep van gemeen
ten vertegenwoordigt.
Met uitzondering van de gemeente Prinsenbeek zijn daarentegen
de overige colleges van Burgemeester en Wethouders van deze groep
gemeenten van mening dat de continuïteit in de algemene vergadering
- en eventueel ook het daaruit volgend lidmaatschap van het dagelijks
bestuur - gewaarborgd is door de kandidatuur van het tot nu toe zitting
hebbende lid, de heer Mr. Th.A.G.M. van der Weijden te steunen.