-3-
De notitie van de Minister gaat onder II verder met te omschrijven
welke scholen vermoedelijk bestaansrecht hebben onder de WBO. De opheffings
norm van een basisschool voor i.e. onze gemeente met minder dan 25.000
inwoners bedraagt 50. Indien er redelijkerwijze sprake van is dat open
bare kleuter- en lagere scholen te zijner tijd tot basisschool kunnen
worden omgevormd zou het niet juist zijn géén ontheffing te verlenen.
In de situatie te Ulvenhout moet naar de mening van ons college de vraag
of de openbare kleuter- en de opbare lagere school per 1 augustus 1985
als de openbare basisschool onder de WBO 50 of meer leerlingen telt po
sitief worden beantwoord. Het gemiddeld aantal leerlingen van de open
bare lagere school over de jaren 1980, 1981, 1982 en 1983 van respec
tievelijk 88 1/3, 92 1/3, 86 1/3 en 79, geteld bij die van het gemiddeld
aantal kleuters van de openbare kleuterschool over dezelfde jaren zoals
die hiervoor zijn vermeld vormt hiervoor het bewijs.
Tenslotte is in het raam van dit voorstel van belang onderdeel III,
sub 1van de notitie van de Minister dat handelt over de instandhouding
wegens bestaansrecht onder de WBO.
Het ontheffingsbeleid is zodanig dat een kleuterschool of een lagere school
die deel uitmaakt van een koppel, dat recht zal hebben op een automatische
overgang, in ieder geval een positieve beschikking zal ontvangen.
Koppels dienen aan de volgende voorwaarden te voldoen:
a. in beginsel moet een koppel onder het bestuur van hetzelfde bevoegd
gezag staan;
b. er moet sprake zijn van onderlinge afstemming van het onderwijs die
kan blijken uit:
1. het deelnemen als koppels aan een integratie-experiment, project,
onderwijsstimulering e.d., welke activiteiten door het ministerie
worden ondersteund;
2. het deelnemen als koppel aan niet door het ministerie ondersteunde
integratie-activiteiten, mits het advies van de inspecteur gunstig
is;
3- een uitstroom van kleuters, waarbij het overgrote deel naar de lagere school
In kwestie gaat en ook de eerste klas leerlingen van de betreffende
kleuterschool afkomstig zijn.
Aansluitend hierop geeft de minister onder A 1 aan het aantal kleuters,
respectievelijk het aantal leerlingen dat de kleuter- en de laeere school
per groep van gemeenten van verschillende grootte moet tellen. Bij een
totaal van 50 gaat het dan om minimaal 12 kleuters en minimaal 38 lagere
school-leerlingenVolgens de laatste teldatum in 1983 op 16 oktober werd
de openbare kleuterschool door 20 kleuters bezocht en de openbare lagere
school telde 77 leerlingen, in totaal derhalve 97 kinderen.
Ook aan de voorwaarden die worden gesteld om als scholen-koppel te
worden aangemerkt wordt naar onze mening volledig voldaan.
Beide scholen staan immers onder het bevoegd gezag van dit gemeentebestuur.
Deelname vervolgens als scholen-koppel aan een integratie-experiment,
project, onderwijsstimulering e.d. moge blijken uit de toekenning van een
vergoeding voor materiële kosten wegens faciliteiten activeringsplan 1983/
1984 (beschikking Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen d.d. 18 janua
ri 1983, BO/KL/83.1240).