De V.V.D.-fraktie sluit zich bij monde van de Heer H. VAN GÏLS aan bij hetgeen de
Heer Beerepoot heeft gezegd. Zijn fraktie is van meningdat eerst een herbezinning moet
plaatsvinden op het totale gebeuren bij het Instituut Musische Vorming. Het Dage
lijks Bestuur heeft reeds toegegeven, dat allerlei dure toestanden nodig waren,
om er een enkel lid in de sektor beeldend bij te vinden. Naar zijn mening biedt
dat geen basis om nieuwe kursussen op te starten. De snel teruglopende financiële
mogelijkheden van de gemeenten moeten ook daarbij betrokken worden.
De Heer TEUNISSEN sluit zich kortheidshalve aan bij de vorige sprekers.
Hij heeft nog een kleine opmerking,' de korte kursussen, bedoeld als proeven om aan te to
nen wat het instituut heef t te bieden, slaan kennelijk niet aan. Het verleden heeft
aangetoond, dat ondanks deze kortlopende kursus dit jaar geen nieuwe volwaardige
kursussen konden worden opgestart.
De Heer VAN DER WESTERLAKEN stelt vast dat in het gesprek tussen de
raad en het bestuur van Musische Vorming vooral is gesproken over hetgeen op
langere termijn moet gaan gebeuren. Er dient een herbezinning te komen op de
overlevingskansen van Musische Vorming op langere termijn. Wat er op korte termijn
gedaan moet worden, daarover is nauwelijks gesproken. Spreker vraagt zich daarom
af of het niet mogelijk is om binnen de begroting zoals die in december is vast
gesteld, kursussen te starten, welke voldoen aan de minimumnorm van 10 deelnemers.
Hij heeft begrepen, dat voor de kursussen fotografie en algemeen beeldende vorming
nu voldoende aanmeldingen binnen zijn. Deze kursussen zouden dan per 1 februari
van start kunnen gaan. Een mening over de overlevingskansen van het instituut
moet "OOT- september 1 983 gevormd zijn.
De Heer PAULUSSEN heeft daaraan niet veel toe te voegen. Hij vindt het
spijtig dat in december door de raad een blokkade is ingesteld, op., grond van het
toen niet voorhanden zijn van voldoende kursisten-Heti>lijkt nu dat wél aan de norm
voldaan kan worden. Hij pleit er daarom voor, evenals Mevr. Bogmans dat in haar
voorstel heeft gedaan, dat de raad zich soepel opstelt en de blokkade opheft
zodat alsnog korte kursussen van start kunnen gaan, welke binnen de begroting
blijven en voldoen aan de minimumdeelnemersnorm. Met name om te stimuleren dat
wellicht die korte kursussen omgezet kunnen worden in lange kursussen.
Namens zijn fraktie spreekt de Heer WILLEMSEN uit, dat zij
voorstander is van handhaving van het minimum aantal deelnemers per kursus. Mevr.
Bogmans beluisterend heeft hij begrepen dat zij deze korte kursussen ziet als
een soort reklame voor latere langlopende kursussen. Spreker acht dit een koste
bare vorm van reklame; er zijn naar zijn mening wel andere manieren te vinden
om reklame te maken voor langlopende kursussen.
Ook in tweede termijn bepleit Mevr. BOGMANS haar voorstelde argumenten
daarvoor zijn reeds van diverse kanten genoemd. Tijdens de vergadering van 9
december 1982 zijn de financiële grenzen voor het instituut vastgesteld. Wethou
der van Gils heeft tijdens die vergadering ook aangegeven, dat het instituut
zelf binnen de begroting moet zien te komen tot bezuinigingen; het college wil
zich daarmee niet bemoeien. Daarnaast heeft de raad gesteld dat hij de minimum
groepsgrootte per kursus op 10 wil handhaven. Op het moment van deze vergadering
zijn er twee en waarschijnlijk drie kortlopende kursussen, welke gestart kunnen
worden binnen de norm gesteld door de raad. De heer Beerepoot heeft gesproken
over het stimuleren van de sterke kanten van het instituut; door handhaving van
deze blokkade wordt de zwakke kant onnodig afgebroken. Wanneer wordt vastgesteld
dat de raad en het instituut zich moeten bezinnen op het instituut geeft het
geen pas voortijdig reeds de zwakke kant van het instituut nog zwakker te maken.
Spreekster handhaaft daarom haar voorstel op de gronden zoals die ook door de
heer van der Westerlaken zijn verwoord.
De Heer BEEREPOOT wil nog een enkel ding toevoegen aan hetgeen hij
reeds in eerste termijn heeft gezegd. Naar zijn mening voldoen de nu op te star
ten kcrte kursussen niet aan de norm van 10 deelnemers. Naar zijn mening moet
ook worden vermeden dat het instituut zijn aandacht gaat richten op marginale
kursussen, dat is een heel slechte zaak. Voor de sektor beeldend moet ontzettend
veel gedaan worden om één of twee deelnemers over de streep te krijgen. Dit ter
wijl dat bij de afdeling muziék veel gemakkelijker zou gaan. Hij blijft daarom
bij zijn mening dat het instituut zich niet moet richten op marginale afdelingen.