21. SCHRIFTELIJKE VRAGEN.
De VOORZITTER verklaart dat er geen schriftelijke vragen zijn, doch
Mevr. Bogmans heeft gevraagd bij dit agendapunt het woord te mogen voeren.
Naar aanleiding van het gesprek wat voor deze raadsvergadering heeft
plaatsgevonden tussen het Dagelijks Bestuur van het Instituut Musische Vorming
en de raad wil Mevr. BOGMANS een voorstel doen aan de raad. Zij stelt voor de
blokkade van de korte kursussen, waartoe de raad op 9 december besloot niet te
handhaven. Het moge duidelijk zijn dat ook zij ervan overtuigd is, dat bezinning
nodig is, zowel vanuit de raad als vanuit het bestuur van het Instituut Musische
Vorming. Zij is echter van mening, dat de blokkade geen goede zaak is om de rede
nen zoals die ook door de bestuursleden zijn verwoord. Er zijn in januari een
aantal kursussen gepland, welke een soort proef moeten inhouden van hetgeen het
instituut te bieden heeft, met de mogelijkheid, later °Pn§gn langer durende kur-
sus, te kunnen inschrijven. In oktober, november waren er niet voldoende inschrij
vingen voor deze kursussen, crodat deze cursussen pas in januari zouden starten.
Zij is van mening dat de handhaving van de blokkade tegenstrijdig is
aan de uitspraak, die de raad even geleden heeft gedaan; bezinning op het voort
zetten van het instituut in zijn huidige vorm. De kortlopende kursussen bieden
juist de mogelijkheid voor een nieuwe start dan wel een herleving van de afdeling
beeldend. Vandaar haar voorstel de blokkade op te heffen, waardoor er drie kur
sussen van start kunnen gaan, waarvoor zich voldoende deelnemers hebben aangemeld
en waarvoor binnen de begroting de mogelijkheden liggen. Ze is van mening dat
dit een goede geste van de raad zou zijn om daarmee zijn goede wil ten aanzien
van het instituut te tonen.
De VOORZITTER vraagt Mevr. Bogmans of haar Voorstel wordt ondersteund.
Mevr. BOGMANS antwoordt dat de heer Paulussen haar voorstel ondersteunt.
De VOORZITTER gaat na of wordt voldaan aan het bepaalde in het Regle
ment van Orde, waarin wordt bepaald dat een voorstel wat vreemd is aan de orde
van de dag alleen in behandeling wordt genomen, wanneer de raad daarmee instemt.
Dit laatste is het geval.
De Heer BEEREPOOT is van mening, dat de raad reeds jaren in overleg
met het Instituut Musische Vorming het beleid van Musische Vorming mede vorm
heeft gegeven. Het besluit van 9 december 1982 is niet ineens uit de lucht komen
vallen. Dat besluit is in belangrijke mate gebaseerd op de aktiviteitendie Musische
Vorming de afgelopen jaren heeft gepleegd; de raad heeft altijd kritisch gestaan
tegenover het maximale bedrag wat in een redelijke verhouding moet staan tot de subsi
dies die aan andere instellingen in de gemeente worden verleend. Binnen dat kader
is de opstelling van de raad ten opzichte van Musische Vorming altijd positief
geweest. Hij is van mening, dat vanuit financiële overwegingen aan dat bedrag
grenzen gesteld mogen worden. In vergelijking tot andere verenigingen is het
minimum aantal van 10 deelnemers per kursus geen zware eis. Hij is ook van mening
dat het gesprek met het Dagelijks Bestuur van Musische Vorming uitermate prettig
is verlopen. Hij is echter van mening, dat het Instituut Musische Vorming zich
moet richten tot die aspecten waarin het sterk is; dat is niet de afdeling beel
dend. In eerdergenoemd gesprek is van de zijde van Musische Vorming reeds aange
geven, dat de trend van de tijd een terugloop van de aktiviteiten in de sektor
beeldend te zien geeft. Dat blijkt ook uit de cijfers over de afgelopen jaren.
Hij is daarom van mening dat het minimum aantal deelnemers per kursus op 10 moet
worden gehandhaafd, dit mede om financiële overwegingen. Hij is van mening, dat
een uitvoerige analyse op basis van de gegevens zoals die door de heer Teunissen
boven water zijn gebracht geen enkele reden geeft om het besluit van 9 december
te herzien. Hij is ook van mening, dat het instituut daarmee niet is gediend;
men zou er goed aan doen zich te richten op die sektoren, waarin men sterk is.
Het instituut heeft ook uitvoerig aangegeven welke kosten ermee gemoeid zijn
geweest om één lid te werven in de sektor beeldend. Deze inzet moet als positief
beoordeeld worden, maar men moet wel weten, dat dat honderden guldens per lid
heeft gekost. Er zijn voor de C.D.A.-fraktie geen redenen om van het eerder door
de raad ingenomen standpunt af te wijken.