-29-
teiten van de gemeente weg te werken, beter dan elders de belastingen te verhogen.
De Heer H. VAN GILS brengt in herinnering dat de Raad al in een reeks
van jaren bezig is om bepaalde zaken kostendekkend te maken. Zijn fraktie steunt
het voorstel van het college.
De Heer TEUNISSEN verklaart dat ook zijn fraktie het voorstel van
het college steunt.
Ook de Heer van Dun en zijn fraktiegenoot steunen het voorstel van
het college.
De Heer VAN DER WESTERLAKEN meent dat er een kostentoerekening moet
plaatsvinden naar werkelijke kosten; hij steunt daarom het voorstel van het college.
Mevrouw BOGMANS wenst nog een element toe te voegen aan haar moti
vering. In het beleidsplan heeft het college zich uitgesproken voor voorzichtigheid
waar het betreft het verhogen van tarieven voor voorzieningen waar mensen zich
niet aan kunnen onttrekken. Met het geval in kwestie is dat ook zo, iedereen is
gebonden aan de heffing van reinigingsrechten. Er zijn mensen die veel vuil produ
ceren en er zijn mensen die weinig vuil produceren maar allen moeten hetzelfde
tarief betalen. Ook die overweging zou een rol kunnen spelen. Zij vraagt nogmaals
deze tariefsverhogingen naar een kostendekkend tarief te betrekken in de struktu-
rele heroverwegingen en daar niet op vooruit te lopen.
Wethouder VAN GILS stelt vast dat mevrouw Bogmans in deze kwestie
duidelijk van mening verschilt met het college. Het college houdt vast aan zijn
streven om het dekkingspercentage van de reinigingsdienst op 100% te brengen.
Het voorstel van mevrouw Bogmans wordt verworpen met alleen de stemmen
van mevrouw Bogmans en de heer Paulussen vóór.
Hierna wordt hoofdstuk 6 zonder verdere discussie ongewijzigd vast
gesteld.
Hoofdstuk 7 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming onge
wijzigd vastgesteld.
Wanneer de VOORZITTER hoofdstuk 8, paragraaf 1 aan de orde heeft
gesteld verklaart de Heer TEUNISSEN dat hij op dit moment niet verder in zal gaan
op het onderwijs in zijn totaliteit. Hij maakt nadrukkelijk een voorbehoud met
betrekking tot de kosten van het vakonderwijs en het bedrag per leerling. Hij
zal daarop in een later stadium terugkomen wanneer de desbetreffende voorstellen
aan de orde zijn.
Ook de Heer BEEREPOOT zal in een later stadium terugkomen op de vast
stelling van de vergoeding voor het vakonderwijs en op het bedrag per leerling.
Wethouder VAN GILS kan daar vrede mee hebben.
Bij paragraaf 6 van dit hoofdstuk wil hij nader ingaan op de vraag
van de heer Willemsen ten aanzien van het vervoer van leerlingen van het basisonder
wijs voor het volgen van lessen gymnastiekonderwijs op Jeugdland.
De Heer WILLEMSEN vraagt zich af of het niet verstandiger is daarop
terug te komen in de raadsvergadering van 24 januari 1984.
Wethouder VAN GILS kan zich daarin vinden mits er een oplossing wordt
gevonden voor de vervoersmogelijkheden in de periode van 1 januari tot de eerst
volgende raadsvergadering. Hij stelt voor tot die datum het oude systeem te conti
nueren
Hierna doet de VOORZITTER het procedurevoorstel de discussie rond
begrotingsnummer 456 uit te stellen tot de eerstvolgende vergadering in januari
1984.
Dit voorstel wordt door de Raad overgenomen. Tot die tijd blijft
de regeling gecontinueerd zoals zij op dat moment is.
De Heer TEUNISSEN vraagt of de contracten met de vervoersonderneming
per schooljaar of per kalenderjaar lopen.
Wethouder VAN GILS zet uiteen dat het college het schoolbestuur reeds
voor het begin van het nieuwe schooljaar op dit voornemen heeft gewezen. Het school
bestuur heeft bij die gelegenheid opgemerkt dat de gemeente met een jaarbegroting
werkt. Daarop heeft het college de bestaande faciliteiten tot 1 januari 1984 verlengd.
De Heer ROPS vraagt zich af of nu niet nader wordt ingegaan op de
berekeningswijze welke blijkt uit de als bijlage bij deze paragraaf neergelegde
brief van 24 november 1983.