-3- f in betekent gemeente rklaard EN nier handeld einig de te Spreker elemaal et tegenover ver rundvee- oreiding ziet □eoogde Belsleden. lijzen 5en ;md wetgever ïre in het kunnen >k .sbedrij- ie om i ad ;stel id len :ent ng en gelopen aan- j de n den e rarische lereerd ed wat et baar het unkties r Daartoe is een stuk initiatief ontwikkeld wat aansluit op de behoeften van de onder nemers. Door persoonlijke behoeften mag dat beleid niet opzij gezet worden want dat geeft natuurlijk onmiddellijk effekten. Die effekten zijn bij herhaling aan de orde geweest. Als je het bij de een doet dan mag je het bij de ander niet laten* een algemene maatregel moet ook algemeen uitgevoerd worden. Om precedenten te voorkomen kan niets toegestaan worden wat in strijd is met het geformuleerde beleid. In dit geval betreft het een siersmederij/konstruktiebedrijf uit 1972. In 1980 is in het bestemmingsplan Buitengebied daaraan een bepaalde bestemming toegekend en zijn de mogelijkheden en onmogelijkheden aangegeven. Aan de vraag tot uitbreiding kan via bouwver gunning of een bestemingswijziging niet tegemoet worden gekomen want dan moet dat voor iedereen gebeuren. In het verleden zijn tenminste vijf soortgelijke aanvragen en er doen zich in het buitengebied nog tientallen soortgelijke aktiviteiten voor. Het is moeilijk om nee te moeten zeggen maar als je gaat glijden dan betekent dat dat het hele beleid ter diskussie komt. Het college wil dat verhinderen. Werkgelegenheid is een zeer belangrijke aangelegenheid, dat zal het college niet ontkennen, maar het mag niet doorslaggevend zijn waar het betreft de vraag of er in het buitengebied een niet-agrarische aktiviteit kan worden toegelaten. Het college wil best nog eens nagaan of er subsidiekanalen zijn bij Rijk of Provincie die een verplaatsing naar Bavel mogelijk maken. Als ze er zijn dan zal het college de firma Van Gestel erop wijzen. De gemeente heeft die mogelijkheden niet, tenzij de Raad ze schept. De Heer WILLEMSEN is het met de Voorzitter eens dat het beleid, zoals dat door het college en door de Raad gedragen wordt, in zijn algemeenheid een goed beleid is. Hij vindt het wat star als gezegd wordt dat er geen enkele uitzondering mogelijk is. Er liggen nog vijf anderen op de loer zegt het college. Het zou daarom een goede zaak zijn als voor ieder bedrijf apart eens duidelijk bekeken zou worden of er iets kan of niets. In zijn algemeenheid zegt hij:akkoord,maar een goede regel wordt door uitzonderingen bevestigd. De Heer BEEREPOOT is in deze voor wat flexibiliteit. Ook hij is van mening dat voor die vijf bedrijven de mogelijkheden toch nog maar eens bekeken moeten worden. Hij zou het doodzonde vinden als voor die bedrijven iedere mogelijkheid tot uitbreiding wordt uitgesloten. Verplaatsen naar Bavel is natuurlijk onrealistisch voor dit soort bedrijven, daar komt niets van terecht. De konsekwentie zou kunnen zijn dat zo'n bedrijf doodbloedt of verdwijnt. Hij vindt dat de Raad best de eisen van de Ruimtelijke Ordening mag afwegen tegenover andere aspekten; de Raad zit daar eigenlijk voor. In dat verband vraagt hij niet alleen te kijken naar allerlei ekono- mische mogelijkheden maar ook naar de mogelijkheden die de Ruimtelijke Ordening biedt en het beleid voor de toekomst wat daarvoor moet worden uitgestippeld. Hij ziet het bestemmingsplan Buitengebied als een algemeen kader om met name nieuwe ongewenste ontwikkelingen tegen te houden. Bestaande bedrijven, die toch niet weggaan, zouden wat meer mogelijkheden moeten krijgen. Hij verzoekt daarom deze problematiek op de agenda van de commissie Ruimtelijke Ordening te plaatsen. Naar de Raad luisterend ontmoet de VOORZITTER standpunten waarbij de een deze situatie kenschetst als een uitzondering en de ander die uitzondering tot regel verheft. Hij waarschuwt dat de vraag om elk initiatief in het buitengebied van geval tot geval opnieuw te bekijken het college geen houvast biedt voor het voeren van een ojektief beleid. Om die reden vraagt het college dat niet te doen. Het beleid ten aanzien van het buitengebied is in 1980 bepaald door vaststelling van een bestemmingsplan waarin geen nieuwvestiging van niet-agrarische aktiviteiten wordt toegestaan en waarin de grenzen voor de reeds gevestigde bedrijven zijn vast gelegd. Terecht wordt er door de heer Pegel voor gewaarschuwd die grenzen niet te verleg gen want na verloop van tijd zal steeds weer blijken dat bepaalde ondernemers tegen de grenzen van hun mogelijkheden zijn aangegroeid. Zo'n beleid schept geen duidelijk heid en roept verwachtingen op bij burgers en ondernemers in het buitengebied. Vast houden aan de grenzen van 1980 geeft daarom veel meer duidelijkheid en is bovendien realistischer omdat ook het provinciaal en landelijk beleid daarop zijn gericht. Het is bovendien de vraag of op een bestemmingsplanwijziging goedkeuring zou worden verkregen. De Raad is er om de algemene lijnen uit te zetten en het college om die toe te passen. Wanneer het college dat naar het oordeel van de burger niet goed doet dan staat de beroepsmogelijkheid op de Raad open.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1984 | | pagina 149