-2-
In het tijdvak 1 augustus 1985 tot en met 31 december 1985 ontvangt
het bevoegd gezag van een basisschool ten behoeve van de materiële
instandhouding een vergoeding van het Rijk, aldus is bepaald in
artikel E 25 van de OWBO.
In uw vergadering van heden is aan de orde de vaststelling
van de gemeentebegroting voor het dienstjaar 1985. Onder hoofdfunctie 4
zijn de ramingen opgenomen wegens de verwachte exploitatie-uitgaven
van de openbare lagere school te UlvenhoutIndien uw Raad instemt
met onderstaand voorstel tot vaststelling van het bedrag per leer
ling voor het jaar 1985 zullen deze ramingen enigszins moeten worden
bijgesteld
Voor het jaar 1984 werd per leerling een bedrag uitgetrokken van
531,40, inclusief administratiekosten. De thans voorgestelde be
cijfering komt neer op een bedrag van 535,62, inclusief administratie
kosten, hetgeen neerkomt op een verhoging ten opzichte van 1984 met
ongeveer 1%. Wij kunnen dit als volgt nader toelichten.
Gezien de feitelijke ontwikkelingen in 1984 dient voor het jaar 1985
rekening te worden gehouden met een hoger gemiddeld aantal leerlingen
dat de openbare lagere school zal bezoeken.
Waar in de berekeningen voor het jaar 1984 nog werd uitgegaan van
een gemiddeld aantal leerlingen dezer school van 73 -feitelijk bleek
het gemiddelde in 1984 tegen de verwachting in hoger, namelijk 79 1/3
leerling(en)- voor 1985 wordt uitgegaan van een gemiddeld schoolbezoek
door 78 leerlingen. Dit gegeven beinvloedt enigszins het uiteindelijke
eindcijfer van het bedrag per leerling.
Voor het overige is aan de hand van de gemiddelde exploitatieresultaten
van deze school in de afgelopen jaren getracht ook voor 1985 een zo
reëel mogelijke schatting te maken van de te verwachten exploitatie
uitgaven. Als kostenverhogend element is met name rekening gehouden
met een stijging van de aardgasprijs met 3 cent per m3 per 1 januari
1985.
Met inachtneming van het vorenstaande zijn wij van mening
dat het alleszins redelijk en verantwoord is het bedrag per leerling
ingevolge artikel 55bis, eerste lid, der Lager-onderwijswet 1920 te
bepalen op 535,62 inclusief 38,75 administratiekosten, hetgeen
ten opzichte van de ramingen op de diverse onderdelen in de gemeente
begroting 1984 een stijging betekent van 4,22 per leerling, uit
gaande tenminste van een gemiddeld aantal leerlingen van de openbare
lagere school van 78 in 1985 ten opzichte van de raming van 73 leer
lingen in het jaar 1984.
Een specificatie van de berekening van dit bedrag per leer
ling op onderdelen voor 1985 met een vergelijking van de ramingen
in 1984 hebben wij voor u ter visie gelegd, evenals het ontwerp van
het in deze door uw Raad te nemen besluit, alsmede een ontwerp-begrotings-
wijziging
De commissies van advies en bijstand voor Welzijnszaken en
voor Financien hebben over dit voorstel advies uitgebracht. Beide
adviezen liggen eveneens voor u ter inzage.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN NIEUW-GINNEKEN,
De Secretaris, De Burgemeester,
Th. Bossink. M. van de Ven.
Fin/84,3986/JC/DG