-16-
voorstel van het College.
Mevr. BOGMANS stelt voorop dat zij respect heeft voor alle stand
punten van de andere frakties en de afwegingen die daarbij zijn gemaakt.
Ook kan zij begrip opbrengen voor de niet altijd diplomatieke woorden
zoals die, onder invloed van emoties, zijn gebruikt in diverse publikaties
maar ook in de Raad. Op basis van de voorhanden zijnde gegevens en de
daaruit getrokken conclusies, een ontlasting van Dorpstraat-Molenstraat
met 4.000 motorvoertuigen, heeft het College de politieke vraag aan de
Raad voorgelegd in te stemmen met het opstarten van de bestemmingsplanproce
dure. Namens de P.V.D.A. heeft spreekster, op basis van de voorhanden
zijnde gegevens, een duidelijk NEEN uitgesproken. Een aantal frakties
gaat mee met het College-voorstel ondanks de twijfels die zij hebben.
Zij stellen daarmede hun uiteindelijke beslissing over de daadwerkelijke
aanleg van de S 11 uit tot het einde van de bestemmingsplanprocedure.
Zij kunnen dit doen omdat zij zitting hebben in de Raad. De gewone burgers echter
hebben formeel hun recht op inspraak verspeeld wanneer over een aantal
jaren de uiteindelijke beslissing over al dan niet aanleggen van de S-
11 daadwerkelijk zal worden genomen. Dit is voor haar een van de redenen
om NEEN te zeggen. Er is veel gezegd over de grote overlast door vrachtver
keer en recreatief verkeer in de Dorpstraat-Molenstraat, en zij heeft
dit onderschreven. Zij is echter van mening dat een groot deel van dat
verkeer juist gebruik zal gaan maken van rijksweg 58; Hoeveel is nog niet
bekend. Op basis van die onzekere faktoren zegt zij NEEN; daarnaast heeft
zij de stellige overtuiging dat door het nemen van verkeersmaatregelen
de verkeersveiligheid in de Dorpstraat vergroot kan worden. Ook uit vroegere
voorstellen van het College omtrent de S-11 heeft zij altijd begrepen dat
ook het College er van uitging dat er naast de aanleg van een S-11 andere
maatregelen nodig zouden zijn ter verhoging van de verkeersveiligheid.
Die maatregelen zijn niet genomen omdat steeds een beslissing over de
S-11 is nagestreefd. Tenslotte spreekt zij de hoop uit dat de andere frakties
het standpunt van de Partij van de Arbeid zullen respecteren zoals ook
zij hun standpunt respecteert.
De heer VAN DER WESTERLAKEN vraagt om opheldering ten aanzien
van het gebruik van ondiplomatieke woorden in deze Raadsvergadering.
Mevr. BOGMANS zet uiteen dat er tijdens deze raadsvergadering
niet alleen diplomatieke woorden zijn gebruikt met name de reakties op
haar optreden heeft zij als niet diplomatiek ervaren.
De heer VAN YPEREN vraagt de voorgaande spreekster bij interruptie
of zij wanneer zou blijken dat door het treffen van allerlei verkeersmiddelen
de verkeersonveiligheid in de Dorpstraat onvoldoende valt terug te dringen,
zij een omleiding Ulvenhout wil overwegen net zoals zij thans voorstander
daarvan is in Bavel.
Mevr. BOGMANS antwoordt dat die vraag niet aan de Raad voorligt
en dat zij op basis van de voorhanden zijnde gegevens NEEN zegt tegen
het opstarten van de bestemmingsplanprocedure.
De heer VAN YPEREN vraagt of dit toch bespreekbaar blijft.
Mevr. BOGMANS antwoordt dat die interpretatie geheel voor rekening
blijft van de heer van Yperen.
De VOORZITTER verklaart dat het vandaag niet voor de eerste maal
is dat het College de vraag krijgt voorgelegd de overlast in de Dorpstraat
te beperken door het treffen van verkeersmaatregelen. In de vele voorafgaande
jaren heeft het College zich menigmaal gebogen over de vraag hoe dit te
reguleren. Los van de vraag of er een S-11 moet komen is het mogelijk
tijdelijke maatregelen te treffen, maar het College wijst erop dat er
grenzen zijn aan het nemen van verkeersmaatregelen, en met name aan
de bebording; De ervaring toont dat aan. Er zijn ook andere maatregelen
denkbaar om de dikke verkeersstroom door het dorp te leiden maar daarbij
ontstaat al snel file-vorming. Hoewel het verstandig kan zijn een aantal
marginale maatregelen te nemen mogen daarvan geen wonderen worden verwacht;
Wellicht kan de Verkeerscommissie zich terzake nog eens beraden.
Mevr. Bogmans heeft er opnieuw op gewezen dat het recht op inspraak van