-18- De heer VAN YPEREN heeft er behoefte aan te stellen dat zijn vragen aan mevr. Bogmans zeker niet bedoeld zijn geweest als een persoon lijke aanval; Wel heeft hij geprobeerd antwoord te krijgen op een voor hem vermeende onduidelijkheid in haar standpunt. De onderlinge verstand houding tussen de frakties wordt door hem nog steeds als uitstekend geken schetst; Met elkaar pratend en nadenkend komt men tot een besluitvorming. Ten aanzien van de door de heer van der Westerlaken voorgestelde motie stelt hij dat deze een specifiek Bredaas probleem behandelt en hij heeft er geen behoefte aan op de stoel van de gemeente Breda te gaan zitten. De heer PLATZBEECKER stelt dat besturen, en dus ook het lidmaatschap van de Raad, betekent verantwoordelijkheid willen dragen waarbij de belangen van een zo groot mogelijk deel van de bevolking optimaal moeten worden beschermd Voor 100% zal dit nooit lukken. Zijn fraktie kan daarom nu instemmen met het opstarten van de bestemmingsplanprocedure, hoewel ook zij er beslist geen behoefte aan heeft dat die weg er komt wanneer straks blijkt dat hij niet nodig is, maar wil de aanleg daarvan veilig stellen wanneer blijkt dat hij wel nodig is. De heer VAN DER WESTERLAKEN stelt dat hij het niet eens is met de stelling van de heer van Yperen dat de Ulvenhoutselaan een specifiek Bredaas probleem is. Dagelijks fietsen er mensen en vooral kinderen uit Nieuw- Ginneken over die Ulvenhoutselaan en maken daar kennis met een zeer onveilige situatie. Het is zelfs zo dat men als fietser elke dag opnieuw van geluk kan spreken als men onbeschadigd thuis komt. Daarom ook is hij van mening dat het concept-raadsbesluit te zwak is gesteld. Er mag vanuit de gemeente raad van Nieuw-Ginneken best een duidelijke uitspraak gaan in de richting van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant dat hij nog steeds van mening is dat het oorspronkelijke tracé van de S—11 door of om de Bieberglaan de voorkeur geniet. Dat doet niets af aan de onderhandelingspositie van G.S., neen, het versterkt deze alleen. De heer PAULUSSEN stemt in met het voorstel van het College in een begeleidend schrijven aan G.S. uiteen te zetten dat het oorspronkelijke tracé nog steeds de voorkeur van de Raad geniet. Tot slot merkt Mevr. BOGMANS op dat zij wilde dat er méér aanleiding was geweest dat er een groot vraagteken had gestaan achter de kop in de gemeentekrant: "De Raad kiest voor een S-11?". Maar helaas! De VOORZITTER onderneemt een poging om de heer van der Westerlaken op één lijn te krijgen met de meerderheid in de Raad door in te stemmen met het concept-raadsbesluit zoals dat ter tafel is en dit vergezeld te laten gaan van een brief van het College aan Gedeputeerde Staten waarin wordt weergegeven dat het naar de mening van zowel het College als de Raad de voorkeur geniet dat wordt vastgehouden aan het vastgestelde tracé door de Bieberglaan. Gedeputeerde Staten worden daarbij verzocht vast te houden aan het oorspronkelijke tracé en niet op voorhand uit te wijken naar het alternatief door de Ulvenhoutselaan. Laatstgenoemde mogelijkheid biedt naar de mening van het College en de Raad van Nieuw-Ginneken geen oplossing voor de bewoners van die Ulvenhoutselaan maar is in de eerste plaats een zaak van de gemeente Breda. Overnemen van de voorgestelde motie zou echter de onderhandelingspositie tussen de provincie Noord-Brabant en de gemeente Breda bemoeilijken waarvan de consequenties bovendien niet ten volle zijn te overzien omdat Nieuw-Ginneken in dit overleg als derde partij fungeert. De heer VAN DER WESTERLAKEN blijft van mening dat er voor het realiseren van een scheiding van snel en langzaam verkeer op de Ulvenhoutse laan hele toestanden zullen ontstaan nabij het aansluitingspunt welke niet nodig zouden zijn wanneer wordt vastgehouden aan het oorspronkelijke Biebergtracé. Hij kan ten langen leste echter instemmen met de voorgestelde brief welke door het College namens de Raad zal worden verzonden. Hierna brengt DE VOORZITTER op verzoek van mevr. Bogmans het voorstel in stemming.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1984 | | pagina 446