gemeente nieuw-ginneken
Raadsvergadering
2 8 februari 1984
Agenda Nr11
Klass. Nr. -1.851.2.07
Onderwero:
Voorstel tot vaststelling van het bedrag
per leerling voor het jaar 1984 ingevolge
artikel 55bis, eerste lid, van de Lager-onder-
wijswet 1920.
Ulvenhout, 15 februari 1984.
Aan de Raad,
Jaarlijks vóór 1 maart dient de Raad van een gemeente die
een of meer openbare lagere scholen in stand houdt een bedrag te bepalen
dat per leerling voor de scholen voor gewoon lager onderwijs beschik
baar zal worden gesteld ter bestrijding van de kosten, bedoeld in
artikel 55, onder e. tot en met h.d. en r., der Lager-onderwijswet
1920, alsmede van de kosten van instandhouding. Er wordt daarbij
gedoeld op de kosten die verband houden met de exploitatie van een
school in een bepaald kalenderjaar.
Het systeem van de financiële gelijkstelling van openbaar
en bijzonder onderwijs dat aan genoemde wet ten grondslag ligt, brengt
met zich mee dat het bedrag per leerling dat dient ter bestrijding
van de exploitatiekosten van de openbare lagere school in onze gemeente
bepalend is voor de hoogte van het bedrag dat voor de bijzondere
lagere scholen per leerling beschikbaar wordt gesteld. Behoudens
de wettelijke mogelijkheid voor schoolbesturen van bijzondere lagere
scholen om op grond van artikel 101 ter, eerste lid, der Lager-onder-
wijswet 1920 aan de Minister van Onderwijs en Wetenschappen te verzoeken
om een hoger bedrag per leerling vast te stellen wegens bijzondere
omstandigheden, alsmede de eveneens in genoemde wet opgenomen bevoegd
heid voor de bijzondere schoolbesturen om aan Gedeputeerde Staten
verhoging te vragen van het door de gemeenteraad vastgestelde bedrag
per leerling, is tot op heden nog steeds het uitgangspunt van de
wet dat de bijzondere lagere scholen met het voor de openbare lagere
school of scholen vastgestelde bedrag per leerling - mits die openbare
lagere school of scholen ook in normale omstandigheden verkeert/verkeren -
eveneens hun exploitatie sluitend moeten kunnen krijgen.
Uw Raad heeft in zijn vergadering van 16 december 1983 de
gemeentebegroting voor het jaar 1984 vastgesteld. Onder de uitgaven
met de volgnummers 366 tot en met 398 werden ramingen opgenomen
wegens te verwachten exploitatiekosten van de openbare lagere
school in 1984. Per leerling berekend komt dit neer op 523,20,
inclusief 37,35 administratiekosten.
Door het Ministerie is er onlangs melding van gemaakt dat voor het
jaar 1983 alsnog rekening kan worden gehouden met een bedrag van
38,75 per leerling wegens administratiekosten. Om die reden ware
voorlopig ook van laatstgenoemd bedrag uit te gaan in 1984. Het bedrag
per leerling voor het jaar 1984 komt alsdan op 524,60 inclusief
38,75 administratiekosten.
Voor het jaar 1983 werd per leerling een bedrag uitgetrokken van
544,59. De thans voorliggende becijfering komt dus gemiddeld
neer op een verlaging ten opzichte van het vorig jaar met circa
4%. Wij kunnen dit als volgt nader toelichten.
Gezien de feitelijke ontwikkelingen in 1983 dient voor het jaar
1984 rekening te worden gehouden met een lager gemiddeld aantal
leerlingen dat de openbare lagere school zal bezoeken.