-7-
De Heer PLATZBEECKER zegt dat dat dan helemaal verkeerd begrepen
is
De Heer VAN DER WESTERLAKEN zegt dat de heer Platzbeecker veel
beter heeft begrepen dan de heer Teunissen wat hij bedoelt. Het is geen kwestie
van handje ophouden maar van solidariteit. In het verleden is het wel mogelijk
gebleken die solidariteit op te brengen; het gaat tenslotte om het onderwijs
in de hele gemeente Nieuw-GinnekenDat vindt hij de moeite waard om een oproep
te doen,om gezamenlijk te zoeken naar een echte oplossing.
Mevrouw BOGMANS gaat akkoord met het gewijzigd voorstel van het
college het bedrag per leerling vast te stellen op 531,40. Zij spreekt de
hoop uit dat dit bedrag en de inzet van de onderwijzers en besturen in de
gemeente garant zullen staan voor een goed onderwijs.
Over de financiële gevolgen van dit gewijzigd voorstel zet WETHOUDER
VAN GILS uiteen dat hierdoor een bedrag van ruim 5.000,-- in mindering zal
moeten worden gebracht op de post onvoorzien. Hij waarschuwt ervoor in het
jaar 1984 niet al te lang gaten te blijven schieten in die post onvoorzien.
Hoe de verhouding tussen de uitgaven van de gemeente voor het onderwijs in
zijn algemeenheid en de vergoeding welke de gemeente daarvoor ontvangt van
het Rijk ligt in 1984, is niet exact bekend. Een aantal jaren geleden is dat
door afdeling Financiën eens op een rijtje gezet en toen bleek, afhankelijk
van het aantal aanvragen ex artikel 72, de rijksvergoeding kostendekkend te
zijn. De situatie in Nieuw-Ginneken is zeker niet zoals in de grote steden
waar jaarlijks vele miljoenen moeten worden bijgelegd.
Hierna wordt het gewijzigd voorstel van het college zonder hoofde
lijke stemming aangenomen waarbij wordt aangetekend dat de heren Van Dun,
Van der Westerlaken en Willemsen worden geacht te hebben tegengestemd.
12. VOORSTEL TOT VASTSTELLING VAN DE VERGOEDING VAKONDERWIJS OVER HET JAAR
1982 TEN BEHOEVE VAN DE BIJZONDERE GLO-SCHOLEN IN DEZE GEMEENTE.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten zoals
op de agenda is voorgesteld.
13. VOORSTEL TOT BEPALING VAN HET GETAL WEKELIJKSE LESUREN VAKONDERWIJS AAN
DE OPENBARE LAGERE SCHOOL VOOR HET SCHOOLJAAR 1984-1985.
WETHOUDER VAN GILS geeft een uiteenzetting over het waarom van
de verlaging van het aantal uren vakonderwijs in het gewoon lager onderwijs.
Tot aan het schooljaar 1981-1982 bepaalde de gemeente het aantal uren vakonder
wijs. De norm welke daarvoor in de gemeente Nieuw-Ginneken werd gehanteerd
hield in dat per verplichte leerkracht één uur vakonderwijs werd vergoed.
Met ingang van het schooljaar 1982-1983 wordt het aantal uren vakonderwijs
voortaan bepaald door het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen en komt
de vergoeding daarvoor ook voor rekening van dat Ministerie. Op zich was dat
een logische zaak omdat de overige onderwijssalarissen ook door dat Ministerie
betaald worden. Er zat echter een addertje onder het gras omdat de minister
een andere norm hanteert voor het toekennen van het aantal uren vakonderwijs,
waardoor met name de grotere scholen meer uren moeten inleveren. Omdat ook
de minister dit een forse ingreep vond heeft hij de gemeenten in de gelegen
heid gesteld het aantal uren in drie jaar af te bouwen door daarvoor de middelen
beschikbaar te stellen. Het eerste en tweede jaar is er in Nieuw-Ginneken
helemaal niets afgebouwd vandaar dat het college nu voorstelt in het derde
jaar ineens volledig af te bouwen omdat de scholen over de twee voorgaande
jaren alles bijbetaald hebben gekregen. Het college heeft echter gemeend dat
er aanleiding is zich hierop alsnog te beraden en stelt als resultaat daarvan
alsnog voor deze afbouw over twee jaar te spreiden. De financiële consequenties
daarvan zullen ten laste van de post onvoorzien komen.
De VOORZITTER voegt daar voor alle duidelijkheid aan toe dat ten
opzichte van het eerste voorstel nu over 1984 slechts de helft moet worden
ingeleverd en in 1985 de andere helft en dat dan daarmee het definitieve eind
punt zal zijn bereikt.