-6-
De heer VAN DEN BROECK vraagt of door de inspecteur rekening is
gehouden met de economische- dan wel de technische levensduur van de te vervangen
.cv.-ketelsDaarnaast is hij van mening dat een hoog rendementsketel veel goed
koper in exploitatie zal blijken te zijn dan de verouderde ketels.
Het voorstel komt op de heer VAN DER WESTERLAKEN maar een beetje
vreemd over. Het voorstel betreft twee gelijksoortige zaken namelijk vervanging
van c.v.-ketels bij een school voor lager onderwijs. In het ene geval wordt
voorgesteld een gedeelte van de kosten van vervanging te vergoeden en in het
andere geval wordt voorgesteld niets te vergoeden; hij kan dit niet rijmen.
Hij stelt daarom voor ook aan de Rosmolenschool een gedeelte van de kosten te
vergoeden.
De heer WILLEMSEN is van mening dat dit voorstel nog roomser dan
de paus is. Het is ook voor het eerst dat in een voorstel openlijk over een
nalatigheid van een schoolbestuur wordt gesproken; hoewel het in het verleden
wel meer is voorgekomen dat dingen reeds waren aangeschaft voordat de Raad zich
daarover had uitgesproken. Met de inhoud van het voorstel kan hij zich ver
enigen maar tekst daarvan stelt hem teleur.
Hoewel de heer BEEREPOOT zich realiseert dat keuze van een ketel een
privé-aangelegenheid is van het betreffende schoolbestuur verzoekt hij het
college toch een hint in de richting van een energie-besparende ketel te doen.
De gehanteerde afschrijvingstermijn van 15 jaar komt hem redelijk voor.
De heer VAN YPEREN merkt op dat er geen sprake meer kan zijn van
adviezen in de richting van een hoge rendementsketel of wat dan ook omdat de
betreffende ketels reeds zijn geplaatst.
Wethouder VAN GILS antwoordt dat de vraag of de technische- dan wel
de economische levensduur moet worden gehanteerd helemaal niet aan de orde is
geweest. Het college is met deze aanvragen voor een voldongen feit geplaatst.
Het advies om bij de aanschaf van een nieuwe ketel eventueel een hoge ren
dementsketel te nemen heeft dan ook geen zin meer. De Lageronderwijswet kent
twee soorten vergoedingen namelijk ingevolge artikel 101 voor de instandhouding
en de exploitatie van de school en ingevolge artikel 72 voor de eerste inrich
ting. De voorliggende aanvragen betreffen artikel 72. In het geval van de
Rosmolenschool kan daarvan geen sprake zijn omdat het hier een 15 jaar oude
en geheel versleten ketel betrof. Bovendien werd daar een gasketel vervangen
door een nieuwe gasketel. In het geval van de Mattheusschool betrof het de
vervanging van een olie gestookte ketel met een te geringe capaciteit door
een gasketel met voldoende capaciteit. Deze vervanging was noodzakelijk geworden
omdat deze school na verbouwing intensiever wordt gebruikt en de oude ketel
bovendien nog niet was versleten. In eerste aanleg lag het in de bedoeling
in de kosten van vervanging 2,5/15 bij te dragen maar het college is op dit
standpunt teruggekomen na een hernieuwd ingewonnen advies van de inspecteur
en stelt thans voor 5/15 deel in de vervangingskosten te vergoeden. Het is
ook niet juist om te stellen dat het college roomser zou zijn dan de paus
omdat het college alle overwegingen van nalatigheid buiten beschouwing heeft
gelaten en de aanvragen heeft beoordeeld alsof deze op de normale wijze
zijn binnengekomen. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de betreffende
schoolbesturen na te gaan of door toepassing van energie-beperkende maat
regelen jaarlijks besparingen mogelijk zijn. In die situatie bestaat de moge
lijkheid met het gemeentebestuur te praten over het verkrijgen van een even
tuele bijdrage.
De heer VAN DER WESTERLAKEN verwijst naar achtste alinea van het voor
stel waarin sprake is dat voor vervanging van de c.v.-ketel in de Rosmolen
school toch nog voor 1/15 deel een bijdrage geleverd zou kunnen worden, boven
zien zou er sprake van zijn dat ook die ketel een te geringe capaciteit zou
hebben doordat er verbouwingen hebben plaatsgevonden. Om die reden ziet
spreker toch bepaalde overeenkomsten.