Éis
gemeente nieuw-ginneken
3CH/Raadsvergadering
14 mei 1985
Agenda Nr4
Klass. Nr.: -2.07.85
Voorstel tot wijziging van artikel 4.13.1 van
de Subsidieverordening Nieuw-Ginneken 1979,
inzake de subsidiëring van de in Nieuw-Ginne-
ken werkzame instellingen tot instandhouding
van peuterspeelzalen.
Onderwerp
Ulvenhout29 april 1985.
Aan de Raad
Op verzoek van uw Raad heeft de commissie van advies en bijstand
voor Welzijnszaken zich in haar vergadering van 11 januari 1984 gebogen
over de (financiële) situatie van het peuterspeelzaalwerk. In deze ver
gadering werd afgesproken dat ons College een voorstel zou doen tot
wijziging van het systeem van subsidiëren, en wel zodanig dat het werk
verantwoord kan blijven worden uitgevoerd. Al jaren kampen de peuter
speelzalen namelijk met een exploitatietekort.
De subsidiëring in Nieuw-Ginneken is momenteel als volgt geregeld:
- jaarlijks wordt een subsidie toegekend tot 15% van de ouderbijdragen;
- het berekende subsidie kan worden verhoogd met een extra-subsidie
in de kosten van huisvesting, zulks ter beoordeling van burgemeester
en wethouders
(subsidieverordening Nieuw-Ginneken 1979, artikel 4.13.1)
Bij deze wijze van subsidiëren is het vrijwel onmogelijk om tot
een sluitende exploitatie te komen.
Er zijn verschillende manieren denkbaar waarop de peuterspeelzalen meer
inkomsten kunnen verwerven:
a. vergroten van de groepen peuters. De norm is nu: 20 peuters per groep,
begeleid door twee leidsters;
b. verhoging van de ouderbijdrage. Deze bedraagt momenteel 37,50 per
kind per maand. Tegen betaling van dit bedrag mag de peuter twee
maal per week een dagdeel in de peuterspeelzaal komen.
Beide maatregelen achten wij echter minder wenselijk. Het vergroten
van de groepen is ons inziens pedagogisch niet verantwoord, en door
het verhogen van de ouderbijdrage ontstaan financiële drempels voor
deelname van peuters uit minder draagkrachtige gezinnen.
Door het subsidiëren van deze werksoort hebben wij reeds in het verleden
aangegeven dat wij het peuterspeelzaalwerk beschouwen als een gezamenlijke
verantwoordelijkheid van ouders en gemeente.
Omdat er, ons inziens, geen rek meer zit in de financiële bijdrage van
de ouders, achten wij het juist dat de gemeente, in hogere mate dan
voorheen, bijdraagt aan een verantwoord voortbestaan van het peuterspeel
zaalwerk
Dit is mogelijk door verhoging van het subsidiepercentage van de ouder
bijdrage. Duidelijk is echter dat het exploitatietekort vooral wordt
veroorzaakt door de personeelskosten. Bij uitbetaling van het minimum
loon is dit een kostenfaktor die door de besturen van de peuterspeelzalen
niet zelf kan worden vastgesteld.