moment dat er voldoende vrijgevestigde logopedisten zouden zijnj dit moment
is nu aangebroken. De preventieve logopedie blijft overigens in het pakket van
de gezondheidsdienst Stadsgewest zitten. De jaarrekening 1982 van het Stads
gewest Breda is zonder inhoudelijke opmerkingen vastgesteld. Wel waren er op
en aanmerkingen over het late tijdstip van aanbieding van deze jaarrekening en
de grote overschotten. Tenslotte is aan de orde geweest de overgang van de
B.B. a-kring Noord-Brabant d naar het Stadsgewest. Waarschijnlijk staat dit
per 1 januari 1986 te gebeuren waarbij alle lasten en lusten worden overgedragen
aan het Stadsgewest Breda. Onder lasten moet worden verstaan het personeel,
de gebouwen en het materieel. In de lusten is inbegrepen een vrije reserve
van ongeveer 4 miljoen gulden. Ten aanzien van die vrije reserve moet nog worden
afgewacht of zowel Gedeputeerde Staten als de Minister daaraan hun goedkeuring
zullen hechten. Deze vrije reserve is ontstaan nadat reeds afkoopregelingen
voor de eventuele afvloeiing van personeel en andere risico's van de inboedel
zijn afgetrokken.
Hierna ontspint zich een discussie tussen de heren TEUNISSEN en VAN
GESTEL enerzijds en WETHOUDER VAN GILS anderzijds met betrekking tot de logopedie
en de beroepskeuze-onderzoeken door de Gezondheidsdienst Stadsgewest Breda.
De beide raadsleden vragen zich daarbij af of een bedrag van ƒ14.000,voor
de gemeente Nieuw-Ginneken,alleen voor preventieve zorg logopedie in verhouding
staat tot de verleende dienstverlening. Ook een bezinning ten aanzien van de
beroepskeuze-onderzoeken zou op zijn plaats zijn nu de gemeente Breda vanwege
het kostenaspect ook daarmee wil stoppen.
WETHOUDER VAN GILS antwoordt dat deze vragen het best aan de orde kunnen
komen bij de eerstvolgende behandeling van de begroting.
Hierna wordt deze mondelinge verslaglegging voor kennisgeving aangenomen.
Agendapunt 15: SCHRIFTELIJKE VRAGEN.
Er zijn geen schriftelijke vragen ingekomen.
Agendapunt 16: MEDEDELINGEN O.A. INZAKE EEN VERZOEK VAN DE GRONTMIJ OM ONTHEFFING
VAN HET STORTVERBOD ALS BEDOELD IN DE WET CHEMISCHE AFVALSTOFFEN.
De heer VAN GESTEL heeft uit deze toch wel erg technische stukken be
grepen dat een en ander zeer grondig is onderzocht. Hij spreekt de hoop uit
dat die nauwkeurigheid ook bij het storten in acht zal worden genomen opdat
er niet opnieuw een twijfelgeval op de vuilstortplaats zal ontstaan.
De heer VAN YPEREN stelt vast dat het rustiger is geworden rond de
afvalstoffenberging Bavel/Dorst, een en ander gebeurt nu blijkbaar goed en
dat is een compliment in de richting van het Stadsgewest. Hij vindt het daarom
vervelend dat er nu een aanvraag ligt om aldaar stoffen te gaan bergen die
er naar zijn mening niet thuishoren Wanneer opslag en storten van de asbest
houdende sloopresten van de Amercentrale geschiedt op de wijze zoals door het
ministerie van VROM aangegeven, gepakt in plastic,dan heeft hij het vertrouwen
dat dit geen enkel gevaar op zal leveren. Hij heeft daarentegen wel bezwaar
tegen het andere onderdeel van dit voorstel met name het storten van geconcentreerd
asbest. Hij is er in principe op tegen dat dit, in welke vorm het ook wordt
aangeboden, op deze stortplaats terecht komt. Hij is van mening dat er voor
dit soort probleemstoffen nationaal danwel provinciaal wat gedaan moet worden.
De afvalstoffenberging Bavel mag naar zijn mening niet worden aangewezen als
stortplaats voor probleemstoffen.
De heer VAN DER WESTERLAKEN kan zich verenigen met hetgeen door de
heer van Yperen hiervoor is gezegd. Graag zou hij van het college vernemen
wat nu precies syndanisresten zijn. Daarnaast heeft het hem bevreemd dat de