De heer WILLEMSEN veronderstelt dat het in het kader van deze verordening
aan de gemeente toegekende bedrag van 51.000,niet toereikend zal zijn en vraagt
daarom hoe het college dit bedrag over aanvragers wil verdelen.
Mevrouw BOGMANS wil evenals de heer WILLEMSEN weten op welke wijze de
jaarlijkse bekendmaking zal plaatsvinden; wordt dit een publikatie van de beschikbare
gelden of wordt er ook daadwerkelijk voorlichting gegeven rondom deze subsidieverorde
ning bijvoorbeeld in de gemeentekrant.
De VOORZITTER zegt toe dat er in de gemeentekrant ruimschoots aandacht
zal worden geschonken aan de voorwaarden en mogelijkheden om voor toekenning van een
subsidie in het kader van deze verordening in aanmerking te komen. Bij een ruime
belangstelling zal dit echteh betekenen dat de toedeling uit deze pot slechts
mondjesmaat zal kunnen zijn gezien het zeer beperkte bedrag wat hiervoor beschikbaar
is en wat veel minder is dan er in voorgaande jaren aan de onderwerpen is besteed
zoals die nu in deze gemeenschappelijk verordening zijn opgenomen. De gemeente is
natuurlijk vrij zelf te suppleren maar alvorens daartoe over te gaan wil het college
eerst ervaring opdoen met deze manier van subsidiëren. Het college sluit echter niet
uit dat, afhankelijk van de aard van de te subsidiëren onderwerpen, toch een voorstel
aan de Raad zal worden gedaan extra gelden uit de gemeentekas te voteren. Door
dit genivaleerd stelsel van overheidssubsidie is het mogelijk dat er in bepaalde
gemeenten knelpunten ontstaan op het terrein van de stads- en dorpsvernieuwing.
Het Provinciaal bestuur heeft daartoe een knelpuntenpot gevormd middels inhouding
van een subsidiedeel van alle 134 Brabantse gemeenten. Wanneer zich nu binnen een
gemeente op dit terrein een probleem voordoet wat het financieel vermogen van die
gemeente overschrijdt dan kan die gemeente daartoe een extra subsidie aanvragen bij
de Provincie. Omdat ook de Provincie nog moet leren leven met deze regeling zijn de
normen, welke voor toekenning van een extra subsidie zullen worden gehanteerd,
nog niet bekend.
Wethouder VERKOOIJEN schetst de historische ontwikkeling van deze ver
ordening waarbij tot uitdrukking komt dat op het moment dat er in november 1984 geen
rijksmiddelen meer voorhanden waren voor subsidieverlening er bij de gemeente Nieuw-
Ginneken nog 3 aanvragen in behandeling waren. Het college wil deze 3 aanvragen
afhandelen volgens de oude regeling en zal daarvoor 30.000,tot 35.000,nodig
hebben. Na aftrek resteert er dan voor de overige aanvragen uit 1985 nog 20.000,
tot 25.000,Daarvoor zijn reeds een vijftal aanvragen ingediend en het is pas
augustus 1985. Ook door een aantal eigenaren van voormalige woningwetwoningen in
de Akkerstraat is een bijdrage gevraagd in de kosten van groot onderhoud welke nu
niet voor subsidie in aanmerking komen. Het college zal daarom wellicht een voorstel
aan de Raad doen daarvoor een bedrag uit de algemene middelen beschikbaar te stellen.
De heer WILLEMSEN concludeert hieruit dat het college nog geen eigen
visie heeft over een eerlijke verdeling van de beschikbare subsidiegelden. Hij
nodigt daarom het college uit voor november een zo eerlijk mogelijke verdeelsleutel
te ontwikkelen.
Wethouder VERKOOIJEN zegt toe dat het college zich over de totale ver
deling van het beschikbare subsidiebedrag van 51.000,voor 1985 nog eens zal
beraden. Er zou gewacht kunnen worden tot alle aanvragen voor 1985 binnen zijn hetgeen
betekent dat de mensen niet voor 1 januari 1986 met de werkzaamheden kunnen beginnen.
Er is dan wel bekend welk bedrag nodig is om alle aanvragen conform de verordening
te honoreren. Het college zou dan een voorstel aan de Raad kunnen doen om uit de
algemene middelen een aanvullend bedrag beschikbaar te stellen. Omdat de door het
Rijk beschikbaar gestelde gelden toch al niet toereikend zijn heeft hij er moeite
mee dat de Provincie nog eens 60.000,achterhoudt ten behoeve van de knelpunten-
pot.
De VOORZITTER stelt dat deze subsidieregeling het noodzakelijk maakt
dat er in de publiciteit uitdrukkelijk op wordt gewezen dat er een bepaalde termijn
geldt waarbinnen de subsidieaanvraag, voor een bepaald jaar, moet zijn ingediend.