dat ten aanzien van de bezwaren ad 8 wordt overwogen:
Stedebouwkundig bestaan geen overwegende bezwaren tegen de bouw van een
woning op het perceel D. 3852, temeer nu dit perceel ligt tussen een aantal
reeds bestaande burgerwoningen en er feitelijk sprake is van de opvulling
van een "gat" in bestaande bebouwing. Dit perceel is tevens gelegen in
een eventueel toekomstig uitbreidingsgebied van Ulvenhout, waarmede de
commissie Ruimtelijke Ordening in beginsel reeds heeft ingestemd.
Het bezwaar van reclamant dient derhalve gegrond te worden ver
klaard. Door bij de vaststelling van het plan, de plangrens van plandeel
B zodanig te verleggen, dat perceel D. 3852 buiten de herziening valt,
zullen de bepalingen van het bestemmingsplan "Buitengebied", vastgesteld
d.d. 24 juni 1980 en goedgekeurd d.d. 8 september 1981, nr. 26.589 weer
van kracht worden. Hierdoor behoudt het perceel D. 3852 de mogelijkheid
tot de bouw van één burgerwoning;
dat ten aanzien van de bezwaren ad 9 wordt overwogen:
In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 8 van het Besluit
op de Ruimtelijke Ordening werd door reclamant reeds verzocht in het ontwerp
plan met de thans ingediende bezwaren rekening te houden. Aangezien het
ontwerp-plan ter visie werd gelegd voordat het vooroverleg was afgerond,
konden deze bezwaren niet tijdig in het plan worden verwerkt.
De bezwaren dienen gegrond te worden verklaard en bij de vast
stelling dient het plandeel G zodanig te worden gewijzigd dat de mede
bestemming "Brandstofleiding" en de aanduiding "Militair Straalpad" op
de plankaart worden opgenomen. Tevens dienen de voorschriften te worden
aangevuld met artikel 9a: "Brandstofleiding"zoals vermeld in de brief
van het Ministerie van Defensie d.d. 11 juli 1984, welke als bijlage is
bijgevoegd
VOORTS OVERWEGENDE:
dat de Raad op 6 november 1984 de beslissing omtrent de vast
stelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, 1e herziening" heeft ver
daagd
dat de bezwaarmakers van dit verdagingsbesluit in kennis zijn
gesteld bij brief d.d. 27 november 1984;
gelet op het advies van Stedebouwkundig buro Ruys en Bolder d.d.
24 augustus 1984;
gelet op de artikelen 10, 23 en 25 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 15 januari
1985;
gelet op het advies van de Commissie Ruimtelijke Ordening d.d.
14 januari 1985;
BESLUIT:
1de bezwaarschriften 1 t/m 7 met overname van hetgeen hieromtrent in
de overwegingen is vermeld ongegrond te verklaren;
2. de bezwaarschriften 8 en 9 met overname van hetgeen hieromtrent in
de overwegingen is vermeld gegrond te verklaren;