-4-
Met betrekking tot de openbare orde en veiligheid is het vooral
de zorg rond de kriminaliteit die de Raad en het College bezighoudt. Voor
de bewaking van de bedreigde openbare orde en veiligheid is niet alleen
een goed functionerend politie-apparaat noodzakelijk, ook het lokaal bestuur
krijgt daarin in toenemende mate een eigen taak in de preventieve sfeer.
Het frequente overleg tussen bestuur en politie zal daarom gecontinueerd
moeten worden en de mogelijkheid zal bezien worden speciale voorlichtings
avonden te organiseren waarop het gemeentebestuur en de politie met elkaar
kunnen spreken. Een andere problematiek welke de Raad bezig houdt is het
stilleggen van de procedures rond de S11. Het College staat daarbij op
het standpunt dat de effecten van de A58 moeten worden afgewacht onder
handhaving van een noord-zuid-aansluiting. Afhankelijk van die effecten
kan de Raad dan in 1990 bezien of de verkeersstromen door Ulvenhout in
kwantitatieve zin danwel naar verkeerssoort zijn gewijzigd om aan de hand
daarvan een verantwoord definitief besluit te nemen. Wel kan tussentijds
de Dorpstraat-Molenstraat op onderdelen worden verbeterd; maar een struc
turele scheiding van snel verkeer en langzaam verkeer zal niet kunnen
plaatsvinden. Afhankelijk van de effecten van de A58 zal te zijner tijd
moeten worden besloten tot reconstructie van het tracé Dorpstraat-Molenstraat
al dan niet gepaard gaande met de aanleg van een S11f
Het College wil uitdrukkelijk benadrukken dat het de doelstellingen
van het Komplan Ulvenhout blijft nastreven; versterking van de winkelvoor
zieningen in de Dorpstraat, tegengaan van perifere en marginale vestiging
daarbuiten. Daarover en over de eventueel aanwezige bouwmogelijkheden
in Ulvenhout zal het College de komende maanden spreken met de commissie
Ruimtelijke Ordening. Cijfermatig valt aan te geven dat zich in Ulvenhout
een onevenwichtige bevolkingsopbouw voordoet waarbij de jongere groepen
sterk zijn ondervertegenwoordigd. Het College streeft daarom naar bouwmoge
lijkheden in Ulvenhout waarbij primair wordt gekeken naar de inbreidings-
mogelijkheden en als aanvulling daarop naar uitbreidingsmogelijkheden.
Het College heeft becijferd dat bij een actieve grondpolitiek er mogelijkheden
zijn tot de realisering van 50 tot 80 woningen via inbreiding in Ulvenhout.
De twee bevolkingsgroepen welke in hoofdzaak in aanmerking komen voor
benutting van de in- en uitbreidingsmogelijkheden zijn de bejaarden, zo
dicht mogelijk bij het centrum, en de starters en jonggehuwden daarbuiten.
Een en ander wordt vertaald in een rapport van het Etin te Tilburg, hetgeen
binnen enkele weken aan de commissie R.O. zal worden gepresenteerd.
Het eerste gedeelte van bestemmingsplan De Bunder nadert zijn voltooiing
en zal binnen één a twee jaar totaal zijn afgebouwd. De voorbereidingen f§
voor het tweede gedeelte ten zuiden van de groene long zijn in volle gang.
Met de fractie Bavel is het College van mening dat aan de vormgeving van
het noordelijk gedeelte van de Bunder te zien is in welke tijdsomstandig
heden dit plan gebouwd is; een tijd van recessie welke doorwerkte in de
vormgeving. Toch is hier een wijk gerealiseerd waar het goed leven en
wonen is. Met name uit het plan De Eikberg, wat als voorbeeld heeft gediend,
worden geluiden opgevangen dat daar een zodanig woonklimaat is geschapen
dat het er plezierig wonen is. Ook in de Bunder Noord, met zijn grote
dichtheid, zal in de toekomst een plezierig woonklimaat kunnen ontstaan.
Toch zal de gemeente in staat zijn in de Bunder Zuid iets royaler te zijn
met haar gronduitgifte. Plannen daarvoor zijn reeds ontwikkeld. De Partij
van de Arbeid heeft daarover enkele opmerkingen gemaakt. Zoals in de laatst
gehouden commissievergadering reeds is aangegeven wil het College voorals
nog vasthouden aan de vormgeving zoals die nu wordt voorgesteld. Het blijkt
dat daarvoor vanuit de eigen bevolking grote belangstelling bestaat. Op
de effecten welke dit voor de doorstroming zal hebben zal wethouder Ver-
kooijen later ingaan.
Het C.D.A. en de fractie Leefbaarheid hebben opmerkingen gemaakt
ten aanzien van de coördinerende taak van het Stadsgewest met betrekking
tot de Volksgezondheid. De gemeenten hebben aan het Stadsgewest overgedragen
de beleidsadvisering ten aanzien van de Gezondheidszorg maar hebben de
beleidsbepaling aan zich gehouden. Wanneer er sprake is van nieuwe ontwik
kelingen zoals het vestigingsbeleid, de afstemming van zaken tussen de