SS
qemeente nieuw-qinneken
J Raadsvergadering
27 mei 1986
Agenda Nr. 7
Klass. Nr. -1.823.2
Onderwerp:
Voorstel tot het ongegrond verklaren van het beroep
van de heer Huybregts te Ulvenhout tegen de weigering
van een kapvergunning
Ulvenhout, 15 mei 1986.
Aan de Raad,
In augustus 1984 is door ons geconstateerd dat er aan de Chaamseweg
te Ulvenhout een aantal eikebomen was gekapt zonder dat daarvoor de vereiste
kapvergunning was verleend door ons college.
Aangezien ons inziens gelet op de landschappelijke en natuurweten
schappelijke waarden van het gebied een vergunning nimmer verleend kon worden,
hebben wij beide eigenaren van de percelen die in het geding waren een herplant
plicht opgelegd. Deze bevoegdheid is ons gegeven in artikel 187 van de Algemene
Plaatselijke Strafverordening (A.P.V.). In ons besluit om de herplantplicht
op te leggen zijn wij gesteund door een gevraagd advies aan Staatsbosbeheer
(d.d. 21 september 1984) waarin wordt geconcludeerd dat het kappen van
de bomen een wezenlijke aantasting van de landschappelijke en natuurweten
schappelijke waarde is en op grond van de bestemming in het bestemmingsplan
Buitengebied ontoelaatbaar is. Het volledige advies ligt ter inzage.
Derhalve heeft bij brief van 5 maart 1986 ook Staatsbosbeheer de verplich
ting tot herplanten opgelegd wegens het tenietgaan van houtopstanden
anders dan door vooraf gemelde velling.
Door één van de twee betrokkenen is inmiddels voldaan aan de
herplantplicht.
De heer Huybregts, Heistraat 20 te Ulvenhout aan wie een herplant
plicht is opgelegd van 10 eikebomen heeft nog niet aan de herplantplicht
voldaan maar op 22 januari 1986 bij Staatsbosbeheer kennisgegeven van
de voorgenomen velling van nog 22 eikebomen welke staan langs een weiland
aan de Chaamseweg in het verlengde van de reeds 10 gekapte eikebomen.
Deze melding aan Staatsbosbeheer dient tevens gezien te worden als een
verzoek om een kapvergunning.
Bij besluit van 4 februari 1986, verzonden 24 februari 1986,
hebben wij besloten de gevraagde vergunning te weigeren, omdat door het
verdwijnen van deze bomen een aantasting van het landschap zal plaatsvinden
die ons inziens ontoelaatbaar is. Tevens zal er een precedentwerking
optreden voor het gehele gebied. Wij hebben ons besluit mede gebaseerd
op het volgende. Het bestemmingsplan Buitengebied heeft het perceel bestemd
tot agrarisch gebied met natuurwetenschappelijke en landschappelijke
waarde en deze gronden zijn bestemd voor het behoud en/of herstel van
genoemde waarden. De bestemming kan dus alleen gerealiseerd worden indien
de bomen blijven staan.