In het voorliggende voorstel komt dit niet volledig tot uitdrukking. De commissie heeft haar advies gebaseerd op het feit dat de woning door bijplaatsing van een carport niet in kwalitatieve zin wordt uitgebreid terwijl het college stelt dat uit ambtelijk onderzoek is gebleken dat de bestaande garages niet voor woondoeleinden zijn gebouwd. De commis sie heeft die twee zaken uit elkaar gerafeld en in dit voorstel worden zij ten onrechte weer bij elkaar geschoven. Zij vraagt daarom waarom het advies van de commissie niet in diezelfde bewoordingen is overge nomen De VOORZITTER schets de wettelijk voorgeschreven procedure met betrekking tot dit voorstel en stelt dat het college partij is in deze zaak. Ter verdediging van dit voorstel geeft hij daarom het woord aan de voorzitter van de Arob-commissie De heer van YPEREN is van mening dat het standpunt van de commissie in dit voorstel uitstekend is verwoord, hij heeft daaraan niets toe te voegen. In het voorstel komt duidelijk naar voren dat de Arob-commissie deze zaak opnieuw heeft beoordeeld. Hij vraagt de Raad daarover een oordeel te vellen. De vraag van de heer van Gestel is ge richt aan het college van B. en W. De VOORZITTER is van mening dat de heer van Gestel terecht een beroep doet op het college om toe te zien op naleving van de be stemmingsplanvoorschriften; in dat opzicht is er ook een opdracht neer gelegd in het college programma. Er doen zich tal van situaties voor waarin soortgelijke argumenten gebruikt kunnen worden. Het college moet dan kunnen terugvallen op gebruiksvoorschriften in het bestemmings plan. In het onderhavige geval is dat niet mogelijk omdat het een oud bestemmingsplan betreft. Het college is dan genoodzaakt terug te vallen op de bouwverordening welke minder mogelijkheden biedt. Hij zegt toe dat het college toezicht zal houden op o.a. deze zaak maar hij wijst er daarbij op dat het college niet altijd alle middelen voor handen heeft om ongeoorloofd gebruik tegen te houden. Naar gelang de juridisch beschikbare middelen zal het college optreden. Mevr. HOUT vraagt of het mogelijk is een bestemmingsplan aan te passen door daarin een limitatieve dan wel niet-limitatieve opsom ming te geven van al dan niet toegestane gebruiksmogelijkheden. De VOORZITTER antwoordt dat het hier een oud bestemmingsplan betreft waarvan het inderdaad mogelijk is in juridische zin bestem- mings- en gebruiksvoorschriften te geven. Daartoe moet echter de be stuurlijk planologische overeenstemming bestaan met betrekking tot de inrichting van het gebied van de Galderse Meren en die is nog niet aan wezig. Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming besloten zoals op de agenda is voorgesteld. 9. VOORSTEL TOT HET AANVAARDEN VAN RIJKSSTEUN VOOR DE BOUW VAN 32 HUUR WONINGEN DOOR DE WONINGBOUWVERENIGING STLAURENTIUS IN DE BESTEMMINGS PLANNEN DE BUNDER EN MIDDELTIEND-GALDER. De heer van YPEREN vraagt of deze woningen onder het normale toewijzingsbeleid van de gemeente zullen vallen. De VOORZITTER antwoordt bevestigend. Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming besloten zoals op de agenda is voorgesteld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 268