Hierop schorst de VOORZITTER de vergadering voor enkele ogenblikken Na heropening van de vergadering antwoordt wethouder VAN GILS namens het collegeHet doet hem in de eerste plaats veel genoegen te kunnen constateren dat er aller wegen instemming heerst met dit voorstel. Ten aanzien van de over te nemen gronden heeft het college geen voorbehoud gemaakt, zij worden overgenomen in de staat waarin zij thans verkeren. Het college is er overigens van overtuigd dat zich daarin geen ernstige vormen van bodemverontreiniging zullen voordoen. Het college is van mening dat het te ver zou voeren wanneer de Raad door instemming met de ingediende motie, thans richtlijnen zou vast stellen, hoe in de toekomst te handelen in dergelijke zaken. Ieder geval zal toch weer anders zijn. Wel is het college van mening dat daarvoor algemene uitgangspunten zijn te formuleren en het is dan ook bereid deze motie, als een eerste aanzet, daarin te betrekken. Alvorens deze algemene regels toe te passen, zal het college die voor leggen aan de Raad. De heer VAN HULST heeft er geen bezwaar tegen wanneer de door hem ingediende motie wordt betrokken in een op termijn door de Raad vast te stellen beleidslijn. De heer VAN YPEREN stelt dat het streven naar verplaatsing van bedrijven, die op welke manier dan ook overlast bezorgen aan de woonomgeving, is neergelegd in het door 7 partijen gesteunde collegeprogramma. Vanuit dat oogpunt bezien is er geen behoefte aan deze motie. Ook de in de motie neergelegde voorwaarden dat de oude bedrijfslokatie zondermeer moet worden overgedragen aan de gemeente betekent een beperking van de onderhandelingsvrijheid. Er zijn andere constructies denkbaar waarbij toch gekomen kan worden tot bedrijfs- verplaatsing. Ook mevrouw HOUT is van mening dat de intentie van de Raad voldoende tot uitdrukking komt in het bij motie van 29 april 1986 vast gestelde collegeprogramma. Daarnaast is zij van mening dat de vast stelling van algemene beleidsuitgangspunten in deze een zorgvuldiger juridische voorbereiding vraagt. Mevrouw BOGMANS attendeert het college op het feit dat er in de afgelopen jaren op heel veel plaatsen in Nederland verontrei nigingen van de bodem zijn ontdekt op plaatsen waar dat helemaal niet verwacht werd. Zij is daarom voorstander van een zorgvuldig onderzoek van te verwerven gronden op grondverontreiniging. Zij dringt er daarom op aan om in toekomstige gevallen rekening te willen houden met dit aspekt. Het eerste gedeelte van de motie waar uitgesproken wordt dat het belangrijk is overlast door bedrijven in woonwijken te voorkomen wordt door haar fraktie onderschreven. Uit het tweede deel van de motie valt af te leiden dat in alle gevallen van een bedrijfsverplaatsing een financiële bijdrage door de gemeente zal worden verleend, hetgeen niet altijd nodig zal zijn. In het derde gedeelte van de motie wordt uit gesproken dat alleen financiële bijdrage kan worden verleend wanneer alle gronden worden overgedragen. Ook daarbij zijn wel wat kantteke ningen te plaatsen. De heer VAN HARTEN geeft aan om welke redenen hij geen behoefte heeft aan deze motie op dit moment. Bij de gisteren gehouden algemene beschouwingen is hij namens het C.D.A. ingegaan op de inter pretatie-vrijheid van raadsbesluiten die het college voor zich wil be houden. Zijn fraktie heeft daaraan geen behoefte en een methode om die behoefte van het college in te dammen is een exact formuleren van het geen de Raad precies wil.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 456