Het college hecht aan continuïteit van de in
Nieuw-Ginnekenvanuit het verleden, gevestigde bestuurscultuur. De
hoofdlijnen van die bestuurscultuur staan onder invloed van de
inzichten zoals die groeien en vorm krijgen in de besluitvorming. Die
bestuurscultuur is gebaseerd op respect voor ieders
verantwoordelijkheid, vertrouwen in elkaar, ruimtegevend voor ieders
positie en uiteraard met inachtneming van de hoofdlijnen van beleid,
zoals die door de Raad zijn vastgesteld.
Deze bestuurscultuur heeft in de voorbije zittingsperiode
geleid tot harmonische verhoudingen. Het college hecht eraan die
cultuur te continueren omdat op die manier, naar de mening van het
college, de belangen van de burgers van Nieuw-Ginneken het best gediend
zijn.
Het college wil niet verhelen dat hetgeen het in de beleidsbegroting
heeft geschreven met betrekking tot de interpretatieruimte van raads
besluiten aanleiding heeft gegeven tot misverstanden.
Het bestuursprimaat ligt uiteraard bij de Raad en de Raad
zal dan ook exact tot uitdrukking moeten brengen wat er leeft zodat er
zo min mogelijk misverstand ontstaat en er zo weinig mogelijk geïnter
preteerd behoeft te worden. Een andere mogelijkheid om verschil van
mening te voorkomen is het presenteren van meerdere alternatieven. Deze
mogelijkheid wordt ontleend aan het collegeprogramma en door het
college ook onderschrevenEen derde mogelijkheid is het geven van
zogenaamde algemene regels zoals die ook in de ontwerp-gemeentewet
worden bedoeld. Ook die stelling wordt door het college volledig
onderschreven. Als ook daaraan is voldaan dan blijft er toch nog een
gebied wat niet ingevuld wordt door wet, verordening of voorschrift.
Een wet in materiële zin, dus ook een raadsverordening, is star want
zij vormt de neerslag van hetgeen geleefd heeft en niet van wat nog
leeft. Het leven van alle dag is dynamisch, in ontwikkeling, en
complex; dat wil zeggen dat de wet in materiële zin altijd achter de
feiten aanholt. Door die eigenschap is het mogelijk dat de wetgeving op
het moment dat zij wordt vastgesteld reeds is achterhaald omdat het
leven nu eenmaal anders is dan datgene wat er in de wet staat. Het is
daarom de taak van de Raad en het college om verordeningen zo goed en
zo aktueel mogelijk te formuleren met zo weinig mogelijk interpretatie
ruimte, maar dat sluit niet uit dat er toch altijd een afstand zal
blijven tussen een gemeentelijke verordening en het dagelijkse leven.
Een dagelijks leven wat zich manifesteert in de behoefte van de
burgers. Een wet zal ook nooit de karakteristiek, de variatie van
situaties in het leven kunnen omvatten. Alle vragen vanuit de bevolking
vatten in een verordening is een utopie. Vandaar dat het college van
mening is dat het een eigen verantwoordelijkheid heeft die wet en
verordening, daar waar deze onvolledig of onduidelijk is, te
interpreteren. Uiteraard zal dit gebeuren in de geest van datgene wat
de Raad heeft bedoeld. Die opdracht ligt ook opgesloten in de gemeente
wet waar deze een eigen verantwoordelijkheid toekent aan het college
van Burgemeester en Wethouders.
De gemeentewet kent twee soorten verantwoordelijkheden, één
van Raad en één van het college van Burgemeester en Wethouder. Wanneer
Burgemeester en Wethouders vanuit een Raad geen beleidsruimte krijgen
dan zal dit leiden tot verlies van dienstbaarheid naar de burgers.
Die dienstbaarheid naar de burgers wordt door zowel de Raad als het
college onderschreven en als normerend aanvaard.