gemeente nieuw-ginneken
De RAAD der gemeente Nieuw-Ginneken
gezien het schrijven d.d. 7 oktober 1986 van het bestuur van
het Instituut Ziektekostenvoorziening Ambtenaren (I.Z.A.) ten behoeve
van het personeel in dienst der gemeenten in de provincie Noord-Bra
bant inzake wijziging van de I.Z.A.-regeling Noord-Brabant;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 25
november 1986, nr. 6;
gelet op zijn besluit d.d. 16 maart 1953 tot het aangaan van
c.q. de toetreding tot de I.Z.A.-regeling Noord-Brabant en mede gelet
op het bepaalde in artikel 32, eerste lid, dier regeling;
BESLUIT:
de I.Z.A.-regeling Noord-Brabant als volgt te wijzigen:
ARTIKEL I
In artikel 1, eerste lid, worden na wijziging van de aanduiding van de
onderdelen n., o. en p. in "o.", "p." en "q.", de letters m. en n. als
volgt gelezen:
"m. uitkering: een uitkering als bedoeld in de Wet uitkering wegens
vrijwillig vervroegd uittreden (Stbl. 1984, 273) toegekend uit de
betrekking waaraan het deelnemerschap in de zin van deze regeling
werd ontleend;"
"n. Centraal Overleg: het overleg tussen het College voor Arbeidszaken
van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de tot dat overleg
toegelaten Centrales van Overheidspersoneel;"
ARTIKEL II
Artikel 3> onder b., wordt vervangen door een nieuw sub b., luidende:
"b. de ambtenaar, die de dienst van een gemeente in het genot van pen-
sioen, wachtgeld of uitkering heeft verlaten, indien hij op de dag
voorafgaande aan het ontslag deelnemer was en aan de secretaris
van het Instituut schriftelijk binnen een maand na dat tijdstip te
kennen heeft gegeven dat hij onder volledige aanvaarding van deze
regeling deelnemer wenst te blijven;"
ARTIKEL III
Artikel 4, tweede lid, sub b., sub d. en sub h., wordt als volgt ge
wijzigd:
"b. de wethouder van een gemeente, alsmede de naar het oordeel van het
bestuur met deze vergelijkbare politieke ambtsdrager van een open-
baar lichaam, bedoeld in het eerste lid onder a. van dit artikel;"
"d. degene, die op het tijdstip van toetreding van de gemeente c.q.
toelating van het lichaam reeds in het genot is van pensioen,
wachtgeld of uitkering op grond van een laatstelijk bij die ge-
meente of dat lichaam vervulde betrekking;"
"h. degene, die de dienst van een gemeente of lichaam verlaat zonder
aanspraak op pensioen, wachtgeld of uitkering, doch die bij zijn
ontslag uitzicht heeft op een binnen 5 jaar ingaand ouderdomspen-
sioen, indien hij op de dag voorafgaande aan het ontslag deelnemer
in het Instituut was en het bestuur van mening is dat er aanlei-
ding is zijn deelnemerschap te bestendigen."