-2-
ARTIKEL IV
In artikel 10, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Het tweede lid komt te luiden:
"2. Onder heffingsgrondslag, bedoeld in het eerste lid, wordt ver-
11 staan:
a. voor de actieve deelnemer, bedoeld in artikel 3, onder a., en
artikel 4, lid 1 en 2, onder a. en c. die een volledige betrek-
king bekleedt, het bedrag gelijk aan het ambtelijk inkomen, als
bedoeld in artikel C 1, eerste lid, van de Algemene burgerlijke
pensioenwet
b. voor de actieve deelnemer, bedoeld in artikel 3onder a., ar-
tikel 4, lid 1 en 2, onder a. en c., die een deeltijdbetrekking
bekleedt, het bedrag, dat verkregen wordt door vermenigvuldi-
ging van het ambtelijk inkomen, als bedoeld in artikel C1,
11 tweede lid, van de Algemene burgerlijke pensioenwet, met de
deeltijdfactor, als bedoeld in artikel A 1a van deze wet, met
dien verstande dat indien de vereenvoudigde deeltijdfactor
kleiner is dan 4/5, het ambtelijk inkomen vermenigvuldigd wordt
met de factor 4/5;
c. voor de deelnemer, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder b.,
het bedrag van de (wethouders)wedde (inclusief vakantietoeslag)
doch tenminste het bedrag dat wordt verkregen door vermenigvul-
diging van de wedde (inclusief vakantietoeslag) met een breuk,
waarvan de teller wordt gevormd door het getal 80 en de noemer
door het getal, dat het percentage aangeeft waarin de omvang
11 van de wethoudersfunctie ten opzichte van een volledige betrek-
king wordt uitgedrukt. Dit percentage is het percentage bedoeld
in artikel 10 van het Besluit van 3 juli 1986 tot uitvoering
11 van artikel 100, derde lid van de Gemeentewet, houdende regels
betreffende andere financiële voorzieningen die verband houden
met de vervulling van het wethoudersambt (Stbl. 1986, 406);
d. voor de wachtgeld genietende deelnemer jonger dan 60 jaar, het
bedrag gelijk aan het ambtelijk inkomen, als bedoeld in artikel
C 1 van de Algemene burgerlijke pensioenwet, in de betrekking,
waaruit de deelnemer met recht op wachtgeld is ontslagen;
11 e. voor de wachtgeld genietende deelnemer van 60 jaar en ouder,
het wachtgeld, doch tenminste 70% van het ambtelijk inkomen,
als bedoeld in artikel C1 van de Algemene burgerlijke pensioen-
wet, in de betrekking, waaruit de deelnemer met recht op wacht-
geld is ontslagen;
f. voor de uitkering genietende deelnemer 80% van het Ambtelijk
inkomen, als bedoeld in artikel C1 van de Algemene burgerlijke
pensioenwet, in de betrekking, waaruit de deelnemer met recht
op uitkering is ontslagen;