gemeente nieuw-ginneken l Artikelsgewijze toelichting Artikel I. Het betreft hier aanpassing van definities in verband met wetgeving (Wet uitkering vrijwillig vervroegd uittreden, Stbl. 1984, 273) en met de gewijzigde structuur bij de V.N.G. Artikel II. Na "wachtgeld" is toegevoegd "uitkering" in verband met de wet genoemd in de toelichting bij artikel I. Artikel III. Verwezen wordt naar punt 3. en 4. van het Algemeen deel van deze toe lichting. Artikel IV. - Artikel 10, tweede lid, onder a. en b.: de actieve deelnemers Onder a. en b. is de definitie van heffingsgrondslag voor de actieve deelnemer geregeld. Onder a. voor degenen met een volledige betrek king en onder b. degenen met een deeltijdbetrekking. Wat betreft de actieve deelnemers is er in theorie geen verschil met de nu nog geldende bepaling. De koppeling met artikel C1 van de Al gemene burgerlijke pensioenwet blijft gehandhaafd. De facto zal er wel een verschil optreden omdat de inhoud van arti kel C1eerste lid, in die zin gewijzigd is, dat onder ambtelijk in komen niet meer wordt begrepen de vergoeding voor overwerk en inci dentele vergoedingen voor beschikbaarheidsdiensten (Wet van 7 mei 1986, Stbl. 1986 303). De som van de heffingsgrondslagen wordt hierdoor kleiner. Wat be treft de actieve ambtenaren, die een deelbetrekking bekleden, zij erop gewezen dat de A.b.p.-wet in het tweede lid van artikel C1 als ambtelijk inkomen van een deeltijder aanmerkt het inkomen uit een volledige betrekking. Om het werkelijke inkomen te verkrijgen dient men het ambtelijk in komen te vermenigvuldigen met de zogenaamde deeltijdfactor. De deeltijdfactor is een breuk, waarvan de noemer wordt gevormd door het salarisbedrag dat bij volledige werktijd zou gelden en de teller door het bedrag van het feitelijk genoten salaris. Een en ander is een gevolg van de Wet van 3 juli 1986 (Stbl. 1986, 392). Omdat de I.Z.A.-regeling een minimum in de grondslag kent, zijnde 80/t van de heffingsgrondslag bij een volledige betrekking, is in de bepaling onder b. opgenomen dat de deeltijdfactor, waarmee het amb telijk inkomen moet worden vermenigvuldigd, nooit kleiner dan 4/5 mag zijn - Artikel 10, tweede lid, onder c.: de wethouders Deze bepaling geeft een definitie van de heffingsgrondslag van de wethouder De totale I.Z.A.-bijdrage (=wethoudersaandeel gemeente-aandeel) wordt berekend overeenkomstig de bepalingen die gelden voor alle deelnemers Dit houdt in dat ook voor de wethoudersbijdrage een minimum geldt. Dit minimum wordt berekend aan de hand van de klasse-indeling met daaraan gekoppeld de tijdsfactor, die in de nieuwe structuur van de wethouderswedde is neergelegd (zie artikel 10 van het Besluit van 3 juli 1986 tot uitvoering van artikel 100, derde lid, van de Gemeen tewet, houdende regels betreffende andere financiële voorzieningen die verband houden met de vervulling van het wethoudersambt).

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 509