15. VOORSTEL TOT VASTSTELLING VAN EEN VOORBEREIDINGSBESLUIT VOOR EEN PERCEEL AAN DE LANGE BUNDER TE BAVEL. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten zoals op de agenda is voorgesteld. 16. VOORSTEL TOT HET VASTSTELLEN VAN EEN VOORBEREIDINGSBESLUIT VOOR EEN PERCEEL GELEGEN NAAST DE STORTPLAATS BAVEL/DORST TEN BEHOEVE VAN HET UITBREIDEN VAN DE BESTAANDE WATERZUIVERINGSINSTALLATIE. Door de heer ZWIJNENBURG wordt vooropgesteld dat zijn fraktie zioh, op basis van de thans beschikbare gegevens, gebonden acht aan de afspraken zoals die op 29 april 1986 in het college-programma ten aanzien van de stortplaats zijn vastgelegd. De door de Grontmij voorgenomen investeringen in de stortplaats wordt door zijn fraktie positief beoordeeld voor zover dit de exploitatie en be heersing van de milieuproblematiek van de bestaande stortplaats betreft. Daaraan mag geen aanspraak op eventuele toekomstige uitbreiding worden verbonden. Alle handelingen van de Grontmij ten aanzien van de wettelijke en kontraktuele ver plichtingen worden door zijn fraktie op de voet gevolgd; ook die ten aanzien van de toekomstige inpassing in het landschap. Zijn fraktie kan akkoord gaan met het college-voorstel mits dit zich beperkt tot het gedeelte van het perceel dat direkt nodig is voor de nu te treffen milieu-investeringen. Met deze beperking van het voorstel wil zijn fraktie greep houden op eventuele toekomstige ontwik kelingen De heer VAN HULST zet uiteen dat het zeer moeilijk is het milieu rond de vuilstortplaats voldoende te beschermen. Hij illustreert dit aan de hand van het voorbeeld dat de Raad van State inmiddels heeft geoordeeld dat het milieu voldoende beschermd is en toch moeten er binnen 1 jaar aanvullende maat regelen worden getroffen. Dit sterkt zijn fraktie in de mening dat verdere uit breiding van de vuilstortplaats in de toekomst moet worden tegengegaan. Met de beperking van het college-voorstel in de zin zoals door het C.D.A. voorgesteld wordt door zijn fraktie ingestemd. De heer VAN YPEREN stelt dat telkenmale opnieuw blijkt dat aanvul lende maatregelen moeten worden getroffen om de milieuproblematiek rond deze stortplaats te blijven beheersen. Hij verwijt de Grontmij dat deze steeds met voorstellen komt welke juist toereikend zijn voor de problemen die zich op dat moment voordoen en dit terwijl de kennis over de problemen die zich in de toekomst kunnen voordoen al tien jaar aanwezig is. Toen destijds medewerking werd verleend aan uitbreiding van de stortplaats had Grontmij de zaak zodanig moeten regelen dat nu geen aanvullende maatregelen nodig waren geweest. Wethouder VAN GILS gaat in op de milieutechnische aspekten van dit voorstel. Uit de reakties vanuit de Raad heeft hij opgemaakt dat wordt ingestemd met de voorgestelde maatregelen om de gevaren voor milieuvervuiling door het percolatie-water uit de afvalberg in de hand te houden. De hoeveelheden waarin dit nu uit die afvalberg komt, zijn overvloediger dan Grontmij op basis van be rekeningen kon voorzien. Spreker is er van overtuigd dat er alles aan wordt gedaan om met de bestaande kennis deze afvalstoffenberging te exploiteren binnen de grenzen van de verleende vergunning in overeenstemming met de voorschriften van het bestemmingsplan. De VOORZITTER gaat in op de planologische aspekten. Het C.D.A. gesteund door Bevordering Leefbaarheid, stelt voor het voorbereidingsbesluit te beperken tot dat gedeelte van het perceel dat direkt nodig is voor de nu te treffen milieutechnische voorzieningen. Het college is echter van mening dat het zijn beleid niet moet baseren op incidenten en wil daarom toch het gehele perceel in het voorbereidingsbesluit betrekken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1987 | | pagina 111