redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.
4. Het bepaalde in het tweede lid, onderdelen b, c en d, is niet van
toepassing op de belanghebbende die de leeftijd van 57,5 jaar heeft
bereikt
5. Ter uitvoering van het bepaalde in het eerste tot en met het derde lid
kunnen burgemeester en wethouders nadere regelen stellen.
Bedrag en duur van de uitkering
Artikel 8
1. De uitkering bedraagt 70% van de bezoldiging, met dien verstande, dat
het bedrag van de uitkering van de gehuwde, niet duurzaam gescheiden
levende, belanghebbende niet daalt beneden het maandbedrag van het
minimumloon, dat krachtens de artikelen 7, 8 en 14 van de Wet minimumloon
en minimumvakantiebijslag (Stb. 1968, 657) geldt voor werknemers van
dezelfde leeftijd als de belanghebbende, vermeerderd met de daarover
berekende vakantiebijslag.
2. De ingevolge het eerste lid berekende uitkering bedraagt ten hoogste het
bedrag van de bezoldiging.
Artikel 9
1. Op de uitkering worden geheel in mindering gebracht loon dat de
belanghebbende geniet zonder hiervoor te werken, alsmede inkomsten wegens
loonderving of verband houdende met de beëindiging van een
dienstbetrekking, voor zover deze inkomsten betrekking hebben op de
periode, waarover hij recht heeft op uitkering ingevolge deze verordening.
2. Op de uitkering worden voor een gedeelte, gelijk aan het percentage van
de bezoldiging waarnaar de uitkering is berekend, in mindering gebracht de
inkomsten uit arbeid of bedrijf, door de belanghebbende verricht in de
periode, waarover hij recht heeft op uitkering ingevolge deze verordening.
3. De in het eerste en tweede lid genoemde inkomsten worden op de uitkering
niet in mindering gebracht, voor zover zij door de belanghebbende reeds
vóór het tijdstip waarop het ontslag werd aangezegd of aangevraagd, werden
genoten naast de inkomsten uit de betrekking waaruit hij is ontslagen.
4. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders van het
bepaalde in het eerste tot en met het derde lid ten gunste van de
belanghebbende afwijken.
Artikel 10
1. De uitkering gaat in op de dag waarop het ontslag ingaat of, indien zich
op die dag een omstandigheid voordoet welke leidt tot toepassing van
artikel 6, eerste lid, of tot het vervallen van het recht op uitkering
ingevolge artikel 7, tweede lid, op de eerste dag volgende op die waarop de
in die leden bedoelde omstandigheid is geëindigd.
2. De uitkering gaat niet eerder in dan op de dag van indiening van de
aanvraag, tenzij er naar het oordeel van burgemeester en wethouders
voldoende termen aanwezig zijn de uitkering op een vroegere dag te doen
ingaan
Artikel 11
Tenzij een ingevolge artikel 5 geldend recht op uitkering op grond van
artikel 6 of artikel 7 op een vroeger tijdstip is geëindigd, eindigt dit