recht
a. voor de belanghebbende die op de ingangsdatum van de uitkering de
leeftijd van 23 jaar niet heeft bereikt, op de dag, gelegen een halfjaar na
die datum, of, indien het recht ingevolge artikel 5, vijfde lid, is
herleefd, even zoveel dagen later als de onderbreking heeft geduurd;
b. voor de belanghebbende die op de ingangsdatum van de uitkering 23 jaar
of ouder is, doch jonger dan 30 jaar, op de dag, gelegen een jaar na die
datum, of, indien het recht ingevolge artikel 5, vijfde lid, is herleefd,
even zoveel dagen later als de onderbreking heeft geduurd;
c- voor de belanghebbende die op de ingangsdatum van de uitkering 30 jaar
of ouder is, doch jonger dan 35 jaar, op de dag, gelegen anderhalf jaar na
die datum, of, indien het recht ingevolge artikel 5, vijfde lid, is
herleefd, even zoveel dagen later als de onderbreking heeft geduurd;
d. voor de belanghebbende die op de ingangsdatum van de uitkering 35 jaar
of ouder is, op de dag, gelegen twee jaar na die datum, of, indien het
recht ingevolge artikel 5, vijfde lid, is herleefd, even zoveel dagen later
als de onderbreking heeft geduurd, indien de belanghebbende op die dag de
leeftijd van 60 jaar nog niet heeft bereikt;
e. voor de belanghebbende bedoeld onder a tot en met c, een halfjaar na
afloop van de in deze onderdelen bedoelde termijnen, of, indien het recht
ingevolge artikel 5, vijfde lid, is herleefd, even zoveel dagen later als
de onderbreking heeft geduurd, indien hij aantoont in een periode van zes
jaar onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag ten minste jaar in
dienstbetrekking van niet bijkomstige aard werkzaam te zijn geweest;
f. op de eerste dag van de maand waarin de belanghebbende de leeftijd van
65 jaar heeft bereikt, indien hij op de onder d bedoelde dag 60 jaar of
ouder is.
Uitkering bij overlijden
Artikel 12
1. Indien de belanghebbende tijdens het genot van uitkering overlijdt,
wordt deze tot en met de laatste dag der tweede maand volgende op die
waarin het overlijden plaatsvond uitbetaald, voor zover mogelijk in een
bedrag ineens,
a. aan de langstlevende der echtgenoten indien de overlevende niet duurzaam
van de andere echtgenoot gescheiden leeft;
b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon aan de minderjarige
wettige of natuurlijke kinderen;
c. bij ontstentenis van de onder a en b genoemde personen aan degenen ten
aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan
voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.
Het bepaalde in artikel 11 betreffende het tijdstip waarop het recht op
uitkering eindigt blijft voor de toepassing van dit lid buiten beschouwing.
2. Met degene, die in het genot van uitkering is, wordt voor de toepassing
van het eerste lid gelijkgesteld degene, wiens overlijden heeft
plaatsgevonden v65r het bereiken van de 65-jarige leeftijd en die
uitsluitend ingevolge het in artikel 6, eerste lid, onderdeel j, bepaalde
over de dag van zijn overlijden geen recht op uitkering had. De uitkering
wordt alsdan uitbetaald met ingang van de dag na het overlijden.
3. De in het eerste en tweede lid bedoelde uitkering bedraagt, met ingang
van de dag na het overlijden, 100% van de bezoldiging.
Aanvraag uitkering