-2-
De inkomsten die, naast de reeds bestaande uitzonderingen,
thans van het ambtelijk inkomen zijn uitgezonderd zijn:
- vergoedingen wegens overwerk, reisuren, incidentele toelagen on
regelmatige dienst en wacht-, consignatie- of piketdienst;
- vergoedingen voor werk dat geen onderdeel uitmaakt van de betrek
king, zoals vergoedingen voor deelneming aan de bedrijfszelfbe
scherming of voor het geven van cursussen waarvoor de ambtenaar
is aangezocht op grond van zijn persoonlijke kennis en ervaring;
- vergoedingen voor niet genoten vakantie of verlof.
2. Kerkelijke diensttijd mag niet meer als externe diensttijd bij de
pensioenberekening worden meegenomen.
3. De (militaire) diensttijd doorgebracht binnen de keerkringen is
géén dubbeltellende tijd meer. Alleen tijd gedurende welke krijgs
handelingen zijn verricht kan nog dubbeltellend zijn.
4. De zogenaamde 100$-verdubbelingsknip is gewijzigd in een 25$-
verhogingsknip. Dit "knippen" houdt het volgende in. De situatie
kan zich voordoen dat een ambtenaar een bepaalde tijd een laag
inkomen en een bepaalde periode een hoog inkomen heeft. Het
pensioen voor de gehele diensttijd wordt normaliter berekend over
het inkomen van de laatste twee jaar hoog inkomen). Wanneer het
A.B.P. de "knip" toepast wordt het pensioen echter berekend naar de
tijd met het lage inkomen én de tijd met het hoge inkomen twee
dienstlijnen)Dit levert dan een lager pensioen op. In de oude
regeling kon het A.B.P. "knippen" bij een verdubbeling van het
inkomen. Thans kan dit al bij een inkomstenverhoging van 25$.
5. Het minimum-invaliditeitspensioen bij een invaliditeitsgraad van
80$ of meer is verlaagd van f 25.592,62 per jaar (afgeleide van
minimum dagloon W.A.O.) tot f 24.358,94 bruto 80$ van maximum
jaarsalaris van schaal 1 van het B.B.R.A. en de daarbij behorende
vakantie-uitkering)
Dit werkt slechts nadelig voor degenen, die worden bezoldigd
volgens salarisschaal 1.
Voor degenen die vóór 1 januari 1986 al een minimum-invaliditeits
pensioen genoten, blijft het oude bedrag gegarandeerd tot het
bereiken van de 65-jarige leeftijd én zolang de invaliditeitsgraad
op 80$ of meer gehandhaafd blijft.
Wet deeltijdarbeid
In de oude pensioenregeling week de pensioen-uitkomst van iemand in
een volle-tijd-baan nogal af van de uitkomst voor iemand in een deel
tijdbaan. Bij een jaarloon van f 39.000,*- en 40 dienstjaren ontving
de fulltimer, die ongehuwd is, aan pensioen ongeveer
f 16.000,
Een parttimer, ook ongehuwd, die drie dagen per week in dezelfde
functie werkzaam is met een jaarsalaris van f 23.400,(22,8/38 x
f 39.000,ontving aan pensioen bij 40 dienstjaren f 7.600,
(N.B. op deze bedragen komt dan nog het volledige A.O.W.-pensioen)
Door allerlei maatregelen werd getracht al te grote uitwassen te voor
komen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan:
- verhoogd pensioentarief voor lage inkomens;
- verlaging van de inbouw A.O.W.-pensioen bij lage inkomens.