Het spreekt voor zich dat, wil de betrokkenheid van de raadscommissie echt tot
uiting kunnen komen, zo'n eerste aanzet niet al te gedetailleerd moet zijn. We
zijn het in dat opzicht dan ook eens met de opmerkingen daaromtrent gemaakt van
uit het C.D.A. en de V.V.D.
Op dit moment wordt trouwens meer dan hard aan het plan gewerkt. Voor wat be
treft het raamwerk en de inhoud daarvan hebben wij ons laten adviseren door een
deskundige van de Vereniging van Nederlandsche Gemeenten. Het opstellen van het
plan geschiedt door een kleine werkgroep uit de Stuurgroep Automatisering. De
V.N.G. blijft incidenteel als adviseur betrokken.
Uit datgene wat over automatisering in de nota van aanbieding wordt gesteld
trekt de P.v.d.A. naar ons oordeel wat al te voorbarig de conclusie dat het zou
gaan om uitsluitend een automatiseringsplan. Dat is echter niet de bedoeling. In
het plan zal, door middel van inventarisaties, ook aandacht worden besteed aan
informatiebehoeften en informatiebronnen in de organisatie. Dat is zeker nodig
om de informatiebehoeften te kunnen vaststellen. Want, daar heeft de P.v.d.A.-
fractie wel gelijk in, niet elke informatiebehoefte zal.tot automatisering hoe
ven leiden. Gelet op de frequentie van de behoeften en in relatie daarmee de
prijs van het automatiseren, zouden sommige zaken ook langs andere administra
tieve wegen kunnen worden opgelost.
Wij hopen trouwens een eerste deel-concept van het plan al over enkele weken aan
de raadscommissie te kunnen aanbieden.
Op 12 augustus zijn in de commissie Openbare Werken de criteria
voor vestiging op het bedrijventerrein besproken. De commissie ging in grote
lijnen akkoord en de afspraak is gemaakt om deze richtlijnen één jaar te hante
ren waarna een evaluatie zal plaatsvinden. Het college zal zich daaraan houden.
De voorraad uitgeefbare grond op het bedrijventerrein bedraagt op dat moment 3
ha. Na de voorgestelde verkoop welke voor 30 oktober op de agenda staat zal
daarvan nog 1.7 ha over zijn. Er liggen nog mogelijkheden tot uitbreiding van
het terrein met 2 ha. Het college heeft de bereidheid een aktief beleid tot her
vestiging te voeren ten aanzien van die bedrijven die gevestigd zijn in de be
bouwde kommen en daar overlast bezorgen. De raad wordt uitgenodigd daar waar zij
knelpunten signaleert deze via de commissie Openbare Werken aan te dragen.
Een viertal frakties heeft onder het hoofdstuk Volksgezondheid hun
aandacht vooral gericht op de Vuilstort Bavel/Dorst. Het C.D.A. heeft daarover
zelfs een motie ingediend. De indruk bestaat dat daarbij iets te veel is afge
gaan op de schreeuwende koppen en publicaties in de regionale pers. Aan de hand
van de feiten zal geprobeerd worden een en ander wat te relativeren.
Op verzoek van de provincie en de regionale inspecteur Volksgezondheid en Mi
lieuhygiëne is door de Grontmij, al weer enkele jaren geleden, bij het Ministe
rie V.R.O.M. een vergunning aangevraagd voor het verwerken van asbesthoudend ma
teriaal op de Vuilstortplaats Bavel/Dorst. De reden hiervan is dat verwerking op
een I.B.C. stortplaats het meest verantwoord is. I.B.C. betekent geïsoleerde be
heersbare gecontroleerde stortplaats; Bavel/Dorst is zo'n stortplaats.
T.N.O.-onderzoek heeft aangetoond dat dit afval alleen mogelijk schade kan ople
veren bij verstuiving. Aanvoer in plastic zakken en verwerking voorkomt derhalve
dat er enige schade aan het milieu zal optreden. Daar komt bij dat het gaat om
maximaal tien ton per jaar terwijl het totale vuilaanbod 300.000 ton bedraagt.
Derhalve nog geen 1/10 0/oo.
Het college heeft geen bezwaar tegen verwerking van dit soort afval op Bavel/
Dorst. Het enige bezwaar en de reden van het beroep op de Raad van State is het
ontbreken van een gebiedsbeperking zodat deze tien ton (meer mag de Grontmij
niet accepteren) uit geheel Nederland kan komen. De voorzitter van de afdeling
voor Geschillen van Bestuur heeft, ook naar ons oordeel, de aanvrage terecht
niet geschorst omdat de Wet Chemische Afvalstoffen als criterium heeft: "meest
doelmatige verwijdering van afvalstoffen", waaraan in dit geval wordt voldaan.