CDA Algemene beschouwingen 1988 Mijnheer de voorzitter, Mijn fractie heeft de andere fracties toegezegd zich bij het uitspreken van de algemene beschouwingen in tijd te zullen beperken. Plichtplegingen met betrekking tot het voortreffelijke werk dat door Uw college als geheel en door elk van de leden van het college afzonder lijk, samen met de ambtelijke organisatie is verricht zullen door mij verder niet worden uitgesproken. Het is goed: dat zij voldoende. Mijn fractie heeft bij de totstandkoming van deze collegesamenstelling en het eraan ten grondslag liggende programma het voortouw genomen, en acht zich dus vooral verantwoordelijk voor de realisering ervan. Beleidsvoornemens zoals die nu door Uw college in de beleidsbegroting 1988 naar voren zijn gebracht zullen, wanneer zij vertaald worden in concrete voorstellen, door ons mede getoetst worden tegen de aanvaarde uitspraken van de motie van 29 april 1986. En daarbij houd ik niet alleen Uw college daaraan, maar ook de partijen die de motie mede onder tekend hebben. Het is natuurlijk wel zo dat door het feit dat de afspraken van 29 april 1986 niet steeds zijn terug te voeren tot wel overwogen en eenduidig beschreven programmatische standpunten er verschil van inzicht zal kunnen ontstaan. De formuleringen van de motie van 29 april 1986 zijn vooral aanduidingen en streefrichtingenen zelden uitspraken van: "zo willen we dat concreet gaan doen". En natuurlijk is de motie ontwikkeld op een zeker moment en hebben zich sedertdien nieuwe ontwikkelingen voorgedaan die een eenmaal gedane stellingname nader inkleuren. Toch gaat het het CDA Nieuw-Ginneken om het vasthouden aan de intentie van de gemaakte afspraken en het in redelijkheid realiseren van datgene wat in vrijheid en met verstand vanuit betrokkenheid op de Nieuw-Ginnekense samenleving als geheel met grote meerderheid in deze Raad werden overeengekomen. Mijn fractie beseft daarbij heel goed dat niet altijd tot besluitvorming in volstrekte éénstemmigheid gekomen kan worden, maar dat laat onverlet dat besluitvorming dient plaats te vinden. Het CDA claimt dat men zich in die gevallen loyaal bij de opvattingen van de meerderheid zal neerleggen, waarbij overigens een minderheid nooit onder het juk van een meerderheid mag doorgaan. Mijnheer de voorzitter, De voorgelegde stukken roepen een aantal vraagjes en vraagpunten op. De vraagjes zijn door mijn fractie niet verwerkt in deze algemene beschouwing, maar worden Uw college schriftelijk voorge1egd In deze mondelinge algemene beschouwing wil ik mij beperken tot een aantal vraagpunten en volg daarbij de hoofdfuncties van de begroting. Bestuursorganen Door U wordt meegedeeld dat gestart zal worden met een informatieplan. Vorig jaar vroeg het CDA bij de algemene beschouwingen "een integraal informatieplan waarin de effecten van de automatisering naar de bestuur lijke organisatie als geheel duidelijk naar voren komen. Een beleids informatiesysteem zou in zo'n plan hoog mogen scoren". Het antwoord was - later ook neergelegd in de wijze van uitvoering in de cumulatieve besluitenlijst - dat in overleg met een extern deskundige de mogelijkheden tot samenstelling van een informatieplan beproefd zouden worden. Het wordt uit de stukken niet duidelijk of het voorgestelde de vrucht is van de inbreng van een deskundige. Voor mijn fractie is de relatie tussen het aangegeven doel: sterk gericht op dataverzameling enz., en de elementen van het plan: sterk gericht op een automatiseringsinventarisatie niet duidelijk.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1987 | | pagina 445