De daaruit voortvloeiende meeropbrengst dekt de meerkosten van het project.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming besloten zoals op de agen
da is voorgesteld.
8. VOORSTEL TOT HET BESCHIKBAAR STELLEN VAN EEN KREDIET TEN BEHOEVE VAN DE
BOUW VAN EEN BERGHOK/CLUBLOKAAL VOOR DE RUITERSPORT IN BAVEL.
De heer ZWIJNENBURG gaat akkoord met het voorstel van het College
waarbij hij ervan uitgaat dat ook in Bavel het benodigde krediet in belangrijke
mate beperkt kan worden door zelfwerkzaamheid van de vereniging zoals dat des
tijds ook bij D.W.S. het geval is geweest.
De heer TEUNISSEN vraagt of met dit voorstel wel rekening wordt ge
houden met recente ontwikkelingen in Bavel rond de ruitersport. Wanneer deze
accommodatie niet langer door drie verenigingen gebruikt zal worden, betwijfelt
hij of de Julianaruitertjes de verschuldigde vergoeding wel op kunnen brengen.
Wethouder ROPS antwoordt dat bij de hoofdgebruiker, de Julianarui
tert jes, zal worden nagegaan of er ook naar de toekomst voldoende draagkracht
aanwezig zal zijn om de verschuldigde vergoeding te voldoen.
Wethouder VAN GILS antwoordt dat de grote besparing bij D.W.S. werd
bereikt doordat men heeft afgezien van de aanleg van electriciteit en water. Ge
zien het beperkt gebruik zal aan de Julianaruitertjes eenzelfde advies worden
gegeven
De heer VAN GESTEL wijst erop dat de problematiek zich vooral con
centreert rond het ongecontroleerde gebruik van het oefenterrein door niet in
verenigingsverband rijdende ruiters en amazones.
De VOORZITTER zegt toe dat de wethouders over de nadere uitvoering
van het plan overleg zullen plegen met de betreffende verenigingen.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming besloten zoals op de agen
da is voorgesteld.
Hierna schorst de VOORZITTER de vergadering voor een korte pauze.
Na heropening stelt de VOORZITTER aan de orde:
9. VOORSTEL TOT HET BESCHIKBAAR STELLEN VAN EEN KREDIET TEN BEHOEVE VAN EEN
SITUATIEMETING IN DE DORPSTRAAT/MOLENSTRAAT TE ULVENHOUT.
De heer VAN DER WESTERLAKEN vraagt zich af of er bij andere diens
ten geen bruikbaar tekeningmateriaal aanwezig is; hij denkt daarbij bijvoorbeeld
aan het kadaster. De ter inzage gelegde brief van Gedeputeerde Staten d.d. 25
augustus 1987 stemt hem tot ongerustheid omdat de primaire verantwoordelijkheid
voor een omleiding Ulvenhout danwel een reconstructie van het bestaande tracé
bij de gemeente Nieuw-Ginneken wordt gelegd en een provinciale bijdrage afhanke
lijk wordt gesteld van het beschikbaar zijn van middelen.
De heer H. VAN GILS is van mening dat met deze opmeting toch een
flink bedrag gemoeid is. De arugumentatie die daaraan ten grondslag ligt kan hij
niet geheel volgen. Zo'n jaar of vijf geleden is een rapport opgesteld door ver
keerskundig buro Goudappel en Coffeng. Ook daaraan moeten metingen ten grondslag
hebben gelegen. Hij wil daarom de zekerheid hebben dat de metingen die nu ver
richt gaan worden ook gebruikt zullen worden en niet in een burolade zullen ver
dwijnen zoals met het rapport Goudappel en Coffeng.
De heer PAULUSSEN kan slechts schoorvoetend akkoord gaan met de
voorgestelde meting. Los daarvan vraagt hij waartoe de metingen dienen welke op
dat moment in Bavel plaatsvinden.
De heer VAN YPEREN gaat akkoord met het voorstel; met passen en
meten wordt veel tijd versleten. Hij is van mening dat een goed plan alleen op
gesteld kan worden wanneer daaraan goed kaartmateriaal ten grondslag ligt.