dat wanneer vaststaat dat iemand niet in staat is zijn reinigingsrechten te
voldoen het college volledige kwijtschelding wil toestaan.
De heer VAN HARTEN stelt namens zijn fractie voor in het voorstel de
zin beginnende met "zoals in de kwijtscheldingsnota werd aangegeven" te lezen
als volgt: "Zoals in de kwijtscheldingsnota werd aangegeven stellen wij u voor
in voorkomende gevallen in beginsel uitsluitend (50%) kwijtschelding van het
reinigingsrecht te verlenen, enz.". Daarmede wordt het college ruimte gegeven
in voorkomende gevallen niet rigide te hoeven vasthouden aan de vastgestelde
norm, waardoor het college beschikking krijgt over enige vrije beleidsruimte.
Bij de jaarlijkse verslaglegging zoals die in de nota wordt aangekondigd kan
dan gekomen worden tot een evaluatie van de gehanteerde beleidsvrijheid.
De heer VAN DER WESTERLAKEN is van mening dat het college elk ge
val individueel moet bekijken om vervolgens naar bevinden te kunnen handelen.
In de jaarlijkse verslaglegging kan dan worden teruggevonden hoe het college een
en ander behandeld heeft. Zijn fractie gaat akkoord met het collegevoorstel.
De heren H. VAN GILS, VAN YPEREN en WILLEMSEN betuigen steun aan het
voorstel van het C.D.A.. De heer VAN YPEREN merkt daarbij nog op dat de voorstel
len van de P.V.D.A. veel verder hadden kunnen gaan, met name de hondenbelasting
en ook het bibliotheekrecht zouden daaronder kunnen vallen.
De heer POSTHUMA deelt het vertrouwen dat de raad heeft in een juiste
uitvoering van de nota door het college. Daarom hecht zijn fractie eraan dat de
tekst van het voorstel zodanig wordt gewijzigd dat kwijtschelding van het rei
nigingsrecht tot 100% mogelijk is voor die mensen wier inkomen valt binnen de
normen voor kwijtschelding van onroerendgoedbelasting.
Namens het college stelt wethouder VAN GILS voor het voorstel zo
danig te wijzigen dat de woorden "in beginsel" in het voorstel worden opgenomen,
zoals ook door de C.D.A.-fractie is voorgesteld. Daarmee wordt voldaan aan de
intentie van de gehele raad.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming besloten zoals nader voor
gesteld
6. VOORSTEL GEEN BEZWAAR TE MAKEN MET BETREKKING TOT DE ONTWERP BEGROTING 1987
VAN HET WOONWAGENSCHAP BREDA,
Dit voorstel wordt door de heer ZWIJNENBURG voorzien van enkele
kanttekeningen. Het betreft hier een taak die door de gemeenten van het Rijk
wordt overgenomen. Na voltooiing van het spreidingsplan zou de taak van het
Woonwagenschap afgebouwd dienen te worden. Nu het college heeft aangegeven dat
voorshands nog behoefte bestaat aan een zekere taakinvulling door het schap
is zijn fractie van mening dat dit van jaar tot jaar kritisch zal moeten worden
bezien.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming besloten zoals op de agenda
is voorgesteld.
7. VOORSTEL TOT WIJZIGING VAN DE VERORDENING OP DE BESTUURSCOMMISSIE SOCIALE
ZAKEN.
Namens zijn fractie worden door de heer VAN HARTEN enige aarzelin
gen gesignaleerd ten aanzien van de redaktie van de artikelen 19 en 20 van de
voorgestelde verordening. Aarzelingen! die mede zijn ingegeven door de opmerkingen
omtrent funktiescheiding zoals die zijn aangegeven in het verslag van het veri
ficatie-bureau van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De systematiek zoals
die wordt gevolgd in de artikelen 19 en 20 is een andere dan is aangegeven in de
artikelen 8 en 9. Middels deze verordening worden een aantal bevoegdheden van het
college van burgemeester en wethouders gedelegeerd aan een aantal externe des
kundigen onder voorzitterschap van de funktiewethouderDeze bestuurscommissie