middels een taxatie-rapport aangegeven hoe hoog het bedrag voor schadevergoe
ding behoort te zijn. Daarnaast wordt door hem voorgesteld het in het voorstel
genoemde waterpompje te wijzigen in een waterleiding en daartoe het krediet te
verhogen. Voorts wordt door hem gewaarschuwd voor de kosten welke zullen voort
vloeien uit de voorgenomen grondruil; er wordt een prachtig bosperceel geruild
tegen een woestenij. Tenslotte wijst hij op de juiste schrijfwijze van de "Blook-
weg" en niet "Blokweg"zoals in het voorstel staat vermeld.
De heren H. VAN GILS en TEUNISSEN betuigen hun steun aan het voorstel,
ook zij zijn van mening dat het voorgestelde waterpompje gewijzigd dient te wor
den in een normale aansluiting op de waterleiding.
Hoewel de heer VAN HULST van mening is dat door het college hier een
goed voorstel wordt gedaan, is hij toch enigszins verbaasd over de reaktie van
de verschillende fracties. Hij vraagt dan ook of deze extra voorziening gebracht
zal worden onder de zogeheten 6%-regeling.
De heren H. VAN GILS, TEUNISSEN en VAN GESTEL zijn van mening dat de
waterleidingaansluiting buiten de 6%-regeling moet worden gehouden; een en ander
op grond van hygiënische overwegingen.
Wethouder VAN GILS bezwijkt onder de druk uit de raad en stelt voor
het voorgestelde krediet nader vast te stellen op 36.600,Het E.N.W.A. zal
gevraagd worden de vereiste nutssvoorzieningen gelijktijdig uit te voeren zodat
daaruit wellicht nog enige besparingen voortvloeien. Het college is er zich van
bewust dat de uit dit voorstel voortvloeiende grondruil geen voordelige is, maar
er was geen andere plaats voor hervestiging van de boogschutterij beschikbaar.
Het perceel is inderdaad gelegen aan de "Blookweg".
De VOORZITTER maakt op procedurele gronden nog enig voorbehoud ten
aanzien van dit voorstel. De artikel 19 procedure tot wijziging van het bestem
mingsplan moet nog gevoerd worden en hoewel in principe reeds overeenstemming
met Staatsbosbeheer is bereikt over de voorgestelde wijziging in de eigendoms
verhouding is het betreffende contract nog niet ontvangen.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming besloten zoals aanvullend
is voorgesteld.
10. VOORSTEL TOT ONGEGRONDVERKLARING VAN HET BEROEPSCHRIFT VAN W.J.A.M. ACHTER
BERG TEGEN WEIGERING BOUWVERGUNNING.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten zoals
op de agenda is voorgesteld.
11VOORSTEL TOT VASTSTELLING VAN EEN VOORBEREIDINGSBESLUIT VOOR DE ROSMOLEN-
SCHOOL TE ULVENHOUT.
De heer VAN DER WESTERLAKEN vraagt zich af of het wel mogelijk zal
zijn het schoolgebouw van de Rosmolenschool uit te breiden voor het komende
schooljaar zoals in het voorstel staat aangegeven.
De VOORZITTER antwoordt dat het college overeenstemming heeft met
het schoolbestuur over de uitbreiding van deze school. Daarvoor is echter toe
stemming vereist van het Ministerie van Onderwijs te Den Haag. Dit ministerie
moet voor 22 april 1987 op de aanvraag beslissen.Intussen worden wel allerlei
voorbereidingen getroffen. Naarmate het echter langer duurt, verliest het voorne
men de uitbreiding nog vóór het komende schooljaar te realiseren, aan reali
teitswaarde
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten zoals op de agenda is
voorgesteld.
12. VOORSTEL TOT VASTSTELLING VAN EEN VOORBEREIDINGSBESLUIT TEN BEHOEVE VAN
DE VERLEGGING VAN DE DAESDONKSEWEG TEN BEHOEVE VAN DE AANLEG VAN RIJKSWEG 58.
De heer VAN HARTEN kan zich met dit voorstel verenigen, maar merkt