-6-
wordt geadviseerd door het Bureau Sociale Zaken van de welzijnssector. In de
noodprocedure zoals die in de artikelen 19 en 20 wordt voorgesteld wordt daar
van afgeweken. Hij stelt daarom voor de daar bedoelde procedure zodanig te wij
zigen dat de beslissingsbevoegdheid komt te liggen bij de funktiewethouder en
bij diens afwezigheid bij een ander collegelid; in beide gevallen op advies van
de chef Sociale Zaken of diens plaatsvervanger. In dit verband wordt door hem
opgemerkt dat armoe nooit zo snel opkomt als de hoogste nood. Met de door hem
geschetste procedure wordt de funktiescheiding zuiver gehouden.
In zijn reaktie wijst wethouder ROPS op de noodzaak tot acute hulp
verlening zoals die in de artikelen 19 en 20 wordt beoogd. In het verleden is
het meermalen voorgekomen dat spoedeisende beslissingen moesten worden genomen
bijvoorbeeld bij een opname in het Koetshuis; in werkloosheidssituaties waarin
cliënten zonder bron van inkomsten kwamen te zitten; in gevallen van van huis
weggelopen jongeren; bij het plotseling vrijkomen van ex-gedetineerden. Door de
raad is in het verleden meermalen aangedrongen op een verhoging van de dienstbaar
heid aan de burger. Juist de artikelen 19 en 20 beogen daaraan tegemoet te ko
men
De heer VAN HARTEN is van mening dat ook bij de door hem hiervoor
aangegeven procedure snel gehandeld kan worden. Daarmede wordt dan tevens ver
meden dat adviserende en beslissende funkties door elkaar komen te lopen.
Na een korte schorsing stelt wethouder ROPS namens het college voor
de in de artikelen 19 en 20 geschetste procedure als volgt te wijzigen; in
eerste instantie zal de beslissingsbevoegdheid gelegd worden bij de voorzitter
van de bestuurscommissie, zijnde de funktiewethouder - bij diens afwezigheid
bij 1 een ander lid van het college van burgemeester en wethouders - en eerst
wanneer geen enkel lid van het college beschikbaar is kan beslist worden door de
chef van het bureau Sociale Zaken.
Met inachtneming van de door de wethouder voorgestelde wijziging
wordt zonder hoofdelijke stemming besloten zoals voorgesteld.
De VOORZITTER schorst de vergadering voor een korte koffiepauze.
Na heropening van de vergadering stelt de VOORZITTER aan de orde:
8. VOORSTEL TOT VASTSTELLING VAN DE VERORDENING TOT UITVOERING VAN DE ARTIKELEN
31 EN 43 VAN DE WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGE-
SCHIKTE WERKLOZE WERKNEMERS (I.O.A.W.).
Door mevrouw BOGMANS wordt opgemerkt dat in de I.O.A.W. niet ge
huwde personen die met de werkloze samenwonen en een gemeenschappelijke huis
houding voeren worden gelijkgesteld met gehuwden. Zij vraagt deze gelijkstel
ling in artikel 1 van de verordening over te nemen. In de artikelen 5 en 7 van
de voorgestelde verordening wordt geregeld dat aanvrager in kennis zal worden
gesteld wanneer derden zullen worden gehoord. Zij vraagt voor alle duidelijk
heid in de verordening te willen opnemen dat dit in kennis stellen vooraf zal
geschieden.
Wethouder ROPS antwoordt dat het college met de voorgestelde aan
vulling kan instemmen.
Hierna wordt, met inachtneming van voorgestelde aanvullingen, zonder
hoofdelijke stemming besloten zoals op de agenda is voorgesteld.
9. VOORSTEL TOT HET BESCHIKBAAR STELLEN VAN EEN KREDIET VOOR HET VERPLAATSEN
VAN EEN SCHIETINRICHTING VAN DE KERKSTRAAT NAAR EEN PERCEEL AAN DE LAGE
AARD TE BAVEL.
De heer VAN GESTEL stelt dat door het college in tweede instantie
een beter met argumenten onderbouwd en financieel voorstel wordt gedaan. Zo is