Profijt-belasting akkoord maar eerst op het moment dat er van die nieuwe bestem ming gebruik wordt gemaakt. De gemeente kan dat constateren aan de hand van de afgifte van bouwvergunningen. Bovendien moet baat-belasting een algemeen karak ter hebben voor zowel Bavel, Ulvenhout als Galder. Binnen elk bestemmingsplan volgens een eigen exploitatie-opzet. Baat-belasting akkoord wanneer deze voor de gehele gemeente geldt en vanaf het moment dat er gebruik van wordt gemaakt De heer H. VAN GILS gaat in algemene zin akkoord met het instellen van baat-belasting voor toekomstige situaties. In het onderhavige geval zijn de onderhandelingen eerst zeer recent goed en wel op gang gekomen. Uit zijn infor matie heeft hij begrepen dat een akkoord onder handbereik is. Een besluit tot invoering van baat-belasting nu zou dit principe-akkoord kunnen frustreren. Hij vraagt daarom dit voorstel een vergadering te verdagen tenzij dringende juridi sche motieven zich daartegen verzetten. Mevrouw BOGMANS gaat akkoord met het voorstel van het College tot instelling van een baat-belasting op bouwgrond voor het geval de gemeente met de exploitant van particuliere gronden binnen het bestemmingsplan niet tot overeen stemming kan komen op basis van de exploitatie-verordening. De heer ZWIJNENBURG merkt op dat de gemeenteraad wel vaker moet be sluiten tot minder prettige maatregelen. Een goed voorbeeld daarvan is onteige ning. De gemeente geeft er echter de voorkeur aan middels goed overleg tot over eenstemming te komen. Daartoe moet echter sprake zijn van reële onderhandelings situaties en de overeenstemming moet ook niet tot stand komen tot elke prijs. Wanneer men is uitonderhandeld moet de gemeente kunnen terugvallen op bestaande situaties wil zij geen achterstand oplopen bij de uitvoering van bestemmings plannen. Het C.D.A. gaat daarom akkkoord met het voorstel van het College ervan uitgaande dat in de toekomst in overeenkomstige gevallen een soortgelijke ge dragslijn zal worden gevolgd. Wanneer verdaging van het voorstel tot de volgende raadsvergadering niet vertragend werkt op de uitvoering van het bestemmingsplan dan is het C.D.A. tot dat uitstel bereid. De heer VAN DER WESTERLAKEN is de mening toegedaan dat wanneer iemand profijt heeft van een bestemmingsplan die persoon ook moet bijdragen in de kosten die de gemeente gemaakt heeft voor het bouwrijpmakenVaststelling van de voorgestelde bouwgrondbelasting beoogt dat doel. Wanneer op basis van onder handelingen een overeenkomst op grond van de exploitatieverordening kan worden gesloten behoeft deze verordening niet in werking te treden. Het kan daarom geen kwaad in afwachting van de onderhandelingsresultaten deze verordening vast te stellen De heer PAULUSSEN stelt dat in het aanvankelijk voorstel van het College wordt gemeld dat geen overeenkomst kan worden gesloten. In het bijge stelde voorstel is er sprake van dat de onderhandelingen nog niet tot een over eenkomst hebben geleid. Hij vraagt zich af wanneer alsnog een overeenkomst wordt gesloten wat dan voorrang heeft, die overeenkomst of de belastingverordening. De VOORZITTER doorloopt met zijn antwoord nog eens de procedure tot vaststelling van een bestemmingsplan. Geeft de gemeenteraad aan een bestemmings plan te willen vaststellen dan kan eenieder daartegen bezwaar indienen. In dit geval heeft de Raad het bestemmingsplan vastgesteld, rekening houdende met een aantal bezwaren die daartegen waren ingebracht. Intussen is een gedeelte van het bestemmingsplan gerealiseerd en worden de kosten van bouwrijpmaken verhaald mid dels de verkoop van bouwgrond. Een bestemmingsplan is gerealiseerd wanneer de nutsvoorzieningen zijn getroffen. Wanneer binnen het gebied van dit bestemmings plan bouwvergunningen worden aangevraagd dan wordt daarmee aangegeven dat ge bruik zal worden gemaakt van de nieuwe bestemming. De voorbereiding van dit voorstel is niet vreemd aan het feit dat de onderhandelingen met de betreffende eigenaren eerst nu goed op gang zijn gekomen. Mocht het College er in slagen met hen tot een principe-akkoord te geraken dan zal die overeenkomst, na vaststel ling door de Raad, prevaleren boven de belastingverordening. Het College blijft de voorkeur geven aan een overeenkomst maar zal ook naar de toekomst in soortge lijke gevallen eenzelfde gedragslijn volgen. De heer VAN YPEREN geeft aan de hand van een voorbeeld aan dat het zijns inziens veel rechtvaardiger is een baat-belasting te heffen vanaf het mo ment dat daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt van de nieuwe bestemmingsbepalingen in plaats vanaf het moment dat de voorwaarden daartoe zijn gerealiseerd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 125