U
-9-
vast
of
lering
.ender-
-eggen
;n zijn
van de
iet al-
"dt ver-
opgaaf
a door
Dren met
nadering
t daar-
ur
de voor-
akt
voegd
vijf der
oproe-
isloten
lit over
het
de vol-
ig hebben
;den, die
leze be-
paling geacht niet aan de stemming te hebben deelgenomen.
4. Bij staking van stemmen over personen beslist na herstemming ter
stond het lot; bij staking van stemmen over zaken wordt het nemen
van een besluit uitgesteld tot de eerstvolgende vergadering, waarin
bij staking van stemmen het voorstel geacht wordt niet te zijn aan
genomen
5. Wanneer de vergadering voltallig is, kan ook over niet op de agenda
vermelde punten worden beraadslaagd en een besluit worden genomen.
Hoofdstuk VII komt als volgt te luiden:
HET INSTITUUT
Artikel 28i
1. De dagelijkse leiding van het instituut berust bij een directeur.
Hij is voor het uit dien hoofde gevoerde beleid verantwoording
schuldig aan het algemeen bestuur.
2. Het algemeen bestuur stelt onder goedkeuring van Gedeputeerde Sta
ten regelen vast met betrekking tot de organisatie van de finan
ciële administratie en van het kasbeheer van het instituut.
3. Het algemeen bestuur kan een personeelslid aanwijzen die, wat be
treft de boekhouding en de financiële administratie rechtstreeks
verantwoording schuldig is aan dat bestuur en voorts een perso
neelslid, belast met kasbeheer, onverminderd het bepaalde in arti
kel 20, eerste lid.
4. Ten aanzien van de controle op het geldelijk beheer en de boekhou
ding, zijn de artikelen 265 bis tot en met 265 sexies der gemeente
wet van overeenkomstige toepassing.
5. De personele formatie van het instituut wordt vastgestld door het
algemeen bestuur. Het regelt de rechtspositie van de directeur en
van het overige personeel van het instituut, overeenkomstig het
bepaalde in artikel 125 van de Ambtenarenwet 1929
6. De directeur en het overige personeel worden benoemd, geschorst en
ontslagen door het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur kan deze
bevoegdheden voor zover deze het overige personeel betreffen, dele
geren aan het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur kan eveneens
de directeur schorsen, met dien verstande, dat de schorsing ver
valt, indien zij in de eerstvolgende vergadering van het algemeen
bestuur niet wordt bekrachtigd.
7. Indien zulks ten behoeve van de administratie van het instituut no
dig is, kan door de secretaris of de directeur van het instituut de
medewerking worden ingeroepen van een in elke gemeente onder de be
naming van correspondent door het college van burgemeester en wet-