-2- sub 15, van de op 10 maart 1987 door uw Raad vastgestelde Kam- peerverordening wordt onder agrarisch bedrijf als bedoeld in artikel 21, lid 1 van de Kampeerwet verstaan "een bedrijf dat bestemd is, en gebruikt wordt, voor het voortbrengen van produ- ducten door middel van het telen van gewassen en/of houden of het fokken van vee. Het bedrijf van de heer Verschueren is geen agrarisch bedrijf. Ingevolge het bestemmingsplan is het betreffende terrein be stemd tot "agrarisch gebied met natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarde". Deze twee gegevens zijn reden tot weigering van vrijstelling. Ad 3. Op grond van artikel 14 van de Kampeerwet is het verboden zon der vergunning een kampeerplaats te houden. Vergunning kan slechts verleend worden als het gebied waar de kampeerplaats is voorzien, ingevolge het bestemmingsplan uitsluitend of mede hiervoor aangewezen is. Het betreffende perceelsgedeelte is echter bestemd tot "agrarisch gebied met natuurwetenschappelij ke en landschappelijke waarde". Op grond van artikel 17 van de Kampeerwet, waarin wordt bepaald dat een vergunning moet wor den geweigerd indien de aanvraag betrekking heeft op een kam peerplaats in een gebied dat niet bij een bestemmingsplan uit sluitend of mede daarvoor is aangewezen, hebben wij besloten de vergunning te weigeren. De heer Verschueren heeft naar aanleiding van de drie hierboven vermelde besluiten van ons college, houdende weigeringen op zijn respectievelijke verzoeken, op 6 juni 1988 een drietal bezwaarschriften aan uw Raad gericht. Ingevolge artikel 8, lid 3 van de vigerende kampeerverordening is de heer Verschueren in de gelegenheid gesteld om door een commissie van uw Raad (hier: de beroepscommissie) te worden gehoord. Een verslag van deze hoorzitting, gehouden d.d. 18 augustus 1988, waarin opgenomen het advies van de commissie, gaat hierbij. Andere relevante bescheiden liggen voor u in het agenda-dossier ter inzage. Voor de goede orde zij het volgende opgemerkt. Overwegende dat is gebleken dat aan de heer Verschueren in het verleden schriftelijke toestemmingen zijn verleend voor de kampeervormen als genoemd onder 1a, 1b en 3, dat deze vormen van kamperen als genoemd 1a, 1b en 3 reeds lange tijd hebben plaatsgevonden, wordt op dit moment door ons college onderzocht of er mogelijkheden zijn om ten behoeve van de onder 1a, 1b en 3 gevraagde vormen van kamperen een vergunning onder voorwaarden te verlenen Vooralsnog stellen wij uw Raad voor om op de ingekomen be zwaarschriften, gelet op de adviezen van de beroepscommissie, als volgt te besluiten: 1a. het bezwaarschrift tegen het verlenen van een vrijstelling ex artikel 22, lid c van de Kampeerwet voor maximaal 100 dagen per jaar ongegrond te verklaren; 1b. mogelijkheden te (doen) onderzoeken om het kamperen in kampeer middelen door zowel erkende als niet-erkende groepen met een zo groot mogelijke rechtszekerheid voor de heer Verschueren te la ten bestaan; 2. het bezwaarschrift tegen het verlenen van een vrijstelling ex artikel 21 van de Kampeerwet ongegrond te verklaren;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 377