Artikel 2 omvang dienstverlening
1. Het aantal uren dat de dienstverlenende gemeente beschikbaar zal
stellen voor de dienstverlening, als bedoeld in artikel 1, zal in
overleg tussen burgemeester en wethouders van beide partijen jaarlijks
vóór 1 oktober concreet worden vastgesteld en schriftelijk worden
vastgelegd, telkens voor een periode van twee jaren volgende op het
jaar waarin de vaststelling plaatsvindt.
2. Bij de vaststelling van het aantal uren als bedoeld in het eerste lid:
a. mag het aantal uren voor het eerstkomende jaar niet minder bedragen,
dan het aantal uren dat voor dat jaar reeds eerder werd vastgesteld;
b. mag het aantal uren voor het tweede jaar niet minder bedragen dan
50 van het voor het eerste jaar vastgestelde aantal.
3. Zodra het aantal uren dat voor enig tweede jaar wordt vastgesteld
minder zal gaan bedragen dan 10 van het voor het eerste jaar van de
lopende contractsperiode overeengekomen aantal uren, wordt de dienstaf-
nemende gemeente geacht de overeenkomst te willen beëindigen en treedt
artikel 9 in werking.
4. Het overeenkomstig het eerste en tweede lid vastgestelde aantal uren
wordt aangemerkt als zijnde het minimum aantal uren als bedoeld in
artikel 5, le lid, onder b, waartoe de dienstafnemende gemeente zich
verplicht deze aan de dienstverlenende gemeente te vergoeden tegen het
alsdan geldende tarief ongeacht de vraag of dit aantal uren ook daad
werkelijk al dan niet is afgenomen.
5. De dienstverlenende gemeente garandeert in kwantitatieve zin de
beschikbaarheid van het aantal uren in menskracht, dat overeenkomstig
het eerste lid is vastgesteld.
6. De dienstafnemende gemeente zal bij de vaststelling van het aantal uren
als bedoeld in het eerste lid aan de dienstverlenende gemeente een glo
bale verdeling van dat aantal uren opgeven over de onderscheiden
milieutaken (Hinderwet, Geluid, Bodem, Lucht en Afvalstoffen).
7. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt binnen één maand
na datum van ondertekening van deze overeenkomst voor de eerste maal
het aantal uren vastgesteld en vastgelegd voor de jaren 1989 het
eerste jaar) en 1990 het tweede jaar).
8. De dienstverlenende gemeente verklaart zich in beginsel bereid om
indien de dienstafnemende gemeente daarom tengevolge van onvoorziene
tussentijdse omstandigheden verzoekt, voor meer dan het voor het
betreffende jaar overeenkomstig het eerste lid vastgestelde aantal uren
diensten te verlenen. De dienstverlenende gemeente zal deze aanvullende
diensten slechts verlenen, indien zij binnen de beschikbare termijn,
eventueel met toepassing van artikel 3, 4e lid, 1n staat is - zulks ter
beoordeling van de dienstverlenende gemeente zelf - om (aanvullende)
capaciteit ter beschikking te stellen of te krijgen.
9. a. De dienstverlenende gemeente verklaart zich 1n beginsel bereid om,
indien de dienstafnemende gemeente daarom verzoekt, naast technische
in voorkomende gevallen ook administratief-jurldische adviserende
diensten te verlenen. Het gestelde in lid 8 is van overeenkomstige
toepassing.
II ROM-3.3