Artikel 11
1. Op verzoek van de nabestaanden verlenen Burgemeester en Wethouders
toestemming tot het plaatsen van een gedenkteken op een graf of op
een grafruimte voor een urn
2. Aan de nabestaanden wordt de vrijheid gegeven in de keuze van de
steensoort
3. Aan het verlenen van deze toestemming worden de volgende voorwaarden
verbonden:
Begraafplaats
a. gemeten vanaf de fundering bedraagt de hoogte van het gedenkteken
90 cm.;
b. exclusief de voet op de fundering zijn de afmetingen van het
gedenkteken;
- een breedte op enig punt van 60 cm.;
- een hoogte op enig punt van 82 cm.;
- een steendikte van 8 cm.
Kindertuin
a. gemeten vanaf de fundering bedraagt de hoogte van het gedenkteken
70 cm.;
b. exclusief de voet op de fundering zijn de afmetingen van het
gedenkteken
- een breedte op enig punt van 44 cm.;
- een hoogte op enig punt van 62 cm.;
- een steendikte van 8 cm.;
4. Indien de nabestaanden van de overledenen het in artikel 9 van de
Verordening graf- en begraafrechten opgenomen onderhoudsrecht niet
wensen te voldoen, zal uit piëteitsoverwegingen het graf nog gedu
rende 10 jaar met rust worden gelaten. Na verloop van deze periode
kan van gemeentewege het gedenkteken worden verwijderd en kan het
graf worden geroerd.
Artikel 12.
1. De beplanting van de begraafplaats geschiedt van gemeentewege.
2. Aan de nabestaanden wordt de mogelijkheid geboden beplanting aan te
brengen op een daartoe bestemde straal van 50 cm breed voor het
gedenkteken
3. Bij wildgroei kan deze beplanting zonder voorafgaande kennisgeving
van gemeentewege worden verwijderd.
Artikel 13.
Op de graven mogen geen andere voorwerpen worden gelegd dan bloemen en
kransen. Verwelkte bloemen en vergane kransen kunnen zonder voorafgaan
de kennisgeving van gemeentewege worden verwijderd.
Artikel 14.
1. De gemeente is niet verantwoordelijk voor de voorwerpen, welke zich
op de graven bevinden.
2. Schade aan deze voorwerpen, door welke oorzaak ontstaan, wordt door
de gemeente niet vergoed.