Dat betekent dat de gemeenten zich meer zullen kunnen gaan con centreren op de kerntaken die het C.D.A. als volgt aangeeft: - het aktief verantwoordelijk optreden van mensen en maatschappe lijke organisaties bevorderen, - het beschermen van elementaire bestaansvoorwaarden en er voor zorgdragen dat burgers worden toegerust om volwaardig aan het maatschappelijk leven deel te nemen, - het hebben van een eigen taak om de rechtsorde te handhaven en te ontwikkelen. Daarin ligt ook in toenemende mate een opdracht voor door het C.D.A. geïnspireerde politici om op het grondvlak van de gemeente present te zijn. En bij het kiezen en keuren dat te doen vanuit een besef zoals juist is aangegeven. Mijnheer de Voorzitter, Ons verkiezingsprogramma 1986-1990 werd uitgebracht onder het motto "samen werken voor morgen". De CDAfraktie heeft dat de afgelopen periode met veel plezier met alle partijen in deze Raad mogen doen. Mijn fraktie heeft recent, in het overleg met P.v.d.A. V.V.D. en de heer van Hulst voor D'66. gericht op het doorbreken van een impasse met betrekking tot de opstelling vani V.R.O.M. inzake de geluidsoverlast van de A 58. door een overleg met landelijke vertegenwoordigers van P.v.d.A., V.V.D.D'66 en C.D.A. een inspirerend bewijs gevonden voor het belang van de verbinding van lokale en landelijke politiek. Mijnheer de voorzitter. Wanneer ik mij nu. namens de fractie van het C.D.A. bepaal tot de beleidsbegroting 1990 valt het mij op dat daarin niet zo heel erg veel muziek zit. Voor veel zaken in deze beleidsbegroting geldt: "U hoort nog van ons in de commissie zus of zo", "een plan is in voorbereiding", "wij bereiden een evaluatie voor". Dat kan verschillende oorzaken hebben. U zou van oordeel kunnen zijn dat het collegeprogramma van 1986 wel zo ongeveer gerealiseerd is. U neemt een voorzichtige positie in met het oog op de verkiezin gen van 1990 en een daarmee mogelijkerwijs samenhangend ander opdrachten1i jstje U zou kunnen vinden dat de Raad maar eens aan moet geven wat er te gebeuren staat: na enkele aanvaringen voorzichtig geworden. Ten aanzien van het laatste denk ik dat die aanvaringen misschien wel waar zijn. maar dat dat het College nochtans niet ontslaat van de verplichting om een strategisch beleid uit te zetten. Daarvoor heeft het algemeen bestuur u immers als dagelijks be stuur gekozen. Ten aanzien van het tweede geef ik toe dat daarin wellicht een argument schuilt. Maar u zult mij niet kwalijk nemen wanneer het C.D.A. alvast een paar voorzetten wil geven. Ten aanzien van het eerste is mijn overtuiging dat ten aanzien van meerdere opdrachten van 29 april 1986 nog niet gezegd kan worden dat die volledig zijn uitgevoerd. Ik wil overigens die motie in deze algemene beschouwingen niet nogmaals punt voor punt nalopen. Dat zou in veel opzichten een herhaling van vorig jaar opleveren. Wel wil ik vaststellen dat niet altijd in het aanpak ken van veel nieuwe zaken bestuurlijk prestige gevonden behoeft te worden, maar dat dat evenzeer kan in het goed afwikkelen van wat al leng op de rol stond.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1989 | | pagina 497