-li-
Wethouder VAN GILS antwoordt dat wat aanvankelijk een eenvoudige vraag leek
bij bestudering toch anders lag. Daarom heeft het college de knoop doorge
hakt zoals is weergegeven. De parkeervoorziening aan de Witpoel is daarbij
gelijk gebleven. Het daartegen ingediende bezwaarschrift komt niet voor be
handeling ingevolge de wet AROB in aanmerking.
Wat de plaatskeuze van de Honden UitlaatPlaats aan de Schoutenlaan betreft,
punt 0., is de heer POSTHUMA van mening dat met een kennisgeving vooraf
heel wat commotie voorkomen had kunnen worden.
De heer H. VAN GILS is niet tevreden over de plaatskeuze van deze HUP. Een
situering richting molen en Rw 27 was beter geweest. Hij stelt voor in
overleg met de omwonenden de HUP in die richting te verplaatsen.
De heer VAN HARTEN vraagt naar het effect van de HUP'en.
Wethouder J. VAN GILS stelt voorop dat meer voorlichting in de richting van
de omwonenden beter was geweest. In het vervolg zal dat ook gebeuren. Hoe
wel er veel meer ruimte is in die omgeving is met opzet voor dat punt geko
zen omdat het kort bij de woningen is gelegen, niemand direct zicht op de
HUP heeft en in de Bunder met een vergelijkbare situatie goede ervaringen
zijn opgedaan. Gezien de hoeveelheid afval welke regelmatig uit de HUP'en
wordt verwijderd kan gesteld worden dat deze in een duidelijke behoefte
voldoen. Er zijn alleen meer HUP'en nodig. Overigens bereiken het college
meer klachten over hondenuitwerpselen dan over de HUP'en. Hij stelt voor de
ingediende bezwaarschriften niet ontvankelijk te verklaren.
Bij punt P. merkt de heer PAULUSSEN op dat het contract dat de mensen nabij
de rijksweg krijgen aangeboden in artikel 2, punt 7, voldoende garanties
biedt op een correcte afhandeling door Rijkswaterstaat. Bovendien is het zo
dat zowel het college als de raad voldoende in staat zijn hun taak goed uit
te voeren
Het bezwaarschrift onder 0. wordt niet ontvankelijk verklaard, de overige
stukken worden voor kennisgeving aangenomen.
3. VOORSTEL TOT INVOERING VERORDENING BETREFFENDE DE RECHTSPOSITIONELE
ERKENNING VAN ALTERNATIEVE SAMENLEVINGSVORMEN.
De heer VAN HULST heeft alle waardering voor dit voorstel. Toch stelt hij
voor bij de uitvoering daarvan de norm van 18 maanden aan te houden. In de
belastingwetgeving "Oort" wordt daar ook van uitgegaan. Bovendien worden
daarmee problemen rond kortstondige samenwoningen voorkomen.
De VOORZITTER antwoordt dat het college zich zal houden aan de uniforme af
spraken binnen het Centraal Overleg. Een deel van de nieuwe belastingwet
geving moet bovendien nog worden vastgesteld. Wel zal het college de ont
wikkelingen nauwlettend volgen.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming besloten zoals op de agenda is
voorgesteld
4. VOORSTEL TOT INVOERING VERORDENING BETREFFENDE EEN EXPERIMENTELE REGE-
LING OVER AANSPRAAK OP OUDERSCHAPSVERLOF.
De heer VAN HARTEN vraagt wie een eventuele aanvraag om ouderschapsverlof
van de burgemeester moet beoordelen.