-2- partijen heb ik kunnen vaststellen dat de wenselijkheid om te komen tot een zo breed mogelijk gedragen collegeprogramma onderschreven wordt. Ook is vastgesteld dat de programma's, zoals die door meerdere politieke partijen met het oog op de zittingsperiode 1990 - 1994 geschreven zijn, daartoe gro te mogelijkheden bieden. 2. In bedoelde gesprekken is ook vastgesteld dat de keuze voor de frakties die dat programma als eerst verantwoordelijke vanuit het te vormen college zullen uitvoeren niet zonder meer een eenvoudige is. 3. Met het oog op de noodzakelijke voortgang in het ontwikkelen van een collegeprogramma en het voorbereiden van de vorming van een college verzoek ik u mij voor 3 april a.s. schriftelijk te willen mededelen: a. of u het onder 1. gestelde deelt; b. of u bereid bent uw steun te geven aan een college dat belast is met de uitvoering van een programma dat op dergelijke wijze tot stand komt en daarbij mogelijke voorwaarden aan te geven als: - eigen betrokkenheid in het college - betrokkenheid van andere frakties in het college - uitslui ting van andere frakties in het college en daarbij aan te geven om welke zakelijk politieke redenen dergelijke voorwaarden worden geformuleerd; c. of u bereid bent, wanneer naar het oordeel van de meerderheid van de te benoemen raad, de onder b. gestelde voorwaarden niet - of niet ten volle - voor uw fraktie kunnen worden vervuld, u desalniettemin bereid bent uw medewerking te geven aan een programma als bedoeld onder 1 4. Het ligt in mijn voornemen om op basis van een analyse van uw reakties u uit te nodigen voor een nader gesprek voor 6 april a.s." Van alle politieke partijen is een schriftelijke reaktie op dat memo ont vangen; een aantal daarvan droeg een vertrouwelijk karakter, andere droegen dat kenmerk niet. Op grond van een interpretatie van die reakties zijn alle politieke partijen uitgenodigd om te komen tot opstelling van een basispro gramma. Daarbij zijn vier werkgroepen van een gemengde samenstelling gefor meerd welke de bouwstenen hebben aangeleverd voor een verdere uitwerking van vier deelgebieden in twee werkgroepen. Het overleg binnen deze werk groepen is goed verlopen. Op woensdag 18 april hebben de frakties met el kaar gesproken over de resultaten van het overleg in de werkgroepen. Daar uit heeft spreker de conclusie getrokken dat een programma ontwikkeld kon worden dat kon rekenen op een breed draagvlak. Binnen dit overleg is ook van gedachten gewisseld over de mogelijkheid ge geven in art. 86 van de gemeentewet om het aantal wethouders te vermeerde ren met 1. In de jurisprudentie wordt weinig speelruimte gevonden over de toepassing van dit artikel. Daarom is op 18 april een concept-brief over dit onderwerp besproken. Uit die gesprekken heeft spreker de conclusie ge trokken dat de volstrekte meerderheid van de nieuwe raad zich daarin kon vinden. Op 20 april is deze brief, met de volgende inhoud, verzonden aan burgemeester Van der Velden. "Geachte heer Van der Velden, Vanuit alle frakties in de raad vraag ik uw aandacht voor het volgende. In de vergadering van 1 mei a.s. zal door de raad door het aanvaarden van een daarop gerichte motie overgegaan worden tot het uitbreiden van het college met één wethouder. Artikel 86 van de gemeentewet biedt daartoe nadrukkelijk de ruimte, zij het dat het besluit van de raad de goedkeuring behoeft van Gedeputeerde Staten alvorens het in volle omvang kan werken. Overigens moet opgemerkt worden dat de nieuwe Gemeentewet de toegestane verruiming in het wethoudersaantal eveneens mogelijk maakt en het daarop betrekking hebbende besluit nadrukkelijk bindt aan de vrijheid van de raad binnen bepaalde grenzen zelf aan te geven op welke wijze het dagelijks bestuur optimaal zal kunnen funktionerenHoe dit ook zij het is van belang expliciet aan te geven op grond van welke overwegingen de raad thans tot het oordeel komt dat het noodzakelijk is gebruik te maken van de ruimte die het huidige art.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1990 | | pagina 191