Een aantal gemeenten heeft in het verleden al een zogenaamde privacy-
verordening vastgesteld vanuit het besef dat de bescherming van de per
soonlijke levenssfeer bij persoonsregistraties een maatschappelijk ver
eiste is. Nu de Wet persoonsregistraties in werking is getreden heeft
de Vereniging van Nederlandse Gemeente een model-verordening ontworpen.
De vast te stellen verordening is ontleend aan de voor u ter inzage
gelegde uitgave "Gemeente en persoonsregistratie".
In het geheel van de bestuurlijke informatie die de overheid voor haar
bestuurstaak nodig heeft, nemen de persoonsgegevens een belangrijke
plaats in. Deze gegevens worden in allerlei vormen verzameld, opgesla
gen en verwerktwaarbij de toepassing van de computer de meest specta
culaire ontwikkeling is. Beslissingen over het handelen met die gege
vens worden door de politieke organen genomen. Naarmate de rol van de
overheid groeit, kan de persoonlijke levenssfeer van de burger meer in
het geding komen. Bij de afweging van het particuliere en het openbaar
belang behoort steeds de uiterste zorgvuldigheid in acht te worden
genomen. De burger heeft recht op bescherming van op zijn persoon be
trekking hebbende gegevens. Hij heeft recht op bescherming van zijn
persoonlijke levenssfeer. Door het verzamelen van gegevens ontstaat
binnen de administratie als het ware een papieren dubbelganger waarover
door het bestuur beslissingen worden genomen. Voorkomen dient te worden
dat de 'dubbelganger' niet (meer) overeenkomt met de werkelijke per
soon, waardoor mogelijk onjuiste beslissingen over hem worden genomen.
Het is ook van belang dat de burger weet wat over hem bekend is en
waarvoor de gegevens die door hem worden verstrektgebruikt worden
Bovendien is het in het belang van de burger dat over hem niet meer
wordt verzameld dan strikt noodzakelijk is.
De intrede van de automatisering en de ontdekking van de mogelijkheid
die dit bood voor de verwerking, opslag en verstrekking van gegevens,
hebben het besef dat met de privacy van de burgers zorgvuldig moet wor
den omgegaan en dat daartoe een wettelijke regeling noodzakelijk is
sterk doen toenemen. De volkstelling in 1971 en de discussie rond de
persoonsnummers hebben deze ontwikkeling versterkt. De huidige Grondwet
bevat bepalingen over het recht op bescherming van de persoonlijke
levenssfeer. Artikel 10 luidt als volgt:
"1. Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkin
gen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer.
2. De wet stelt regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer
in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens
3. De wet stelt regels inzake de aanspraken van personen op kennisne
ming van over hen vastgelegde gegevens en van het gebruik dat daar
van wordt gemaakt, alsmede op verbetering van zodanige gegevens."
Aan de wetgever is de plicht opgelegd om voorschriften vast te stellen,
maar deze hoeft dat niet uitputtend te doen. De ruimte die de wetgever
overlaat, mag de gemeente in aanvullende zin invullen voor zover daar
bij uiteraard niet in strijd met de wet wordt gehandeld.
De gemeenten kunnen gerekend worden tot de grootste registratiehouders
in Nederland. Het aantal persoonsregistraties, dat door een gemeente
wordt gehouden, ligt eerder in de buurt van de 200 dan de 100. Gezien
de brede taak van de gemeente kan dat ook niet anders; op vele terrei
nen moet met de burger en de op het gemeentelijk grondgebied werkzame
instellingen en bedrijven gecommuniceerd worden (denk aan adressenadmi-
nistraties, administraties van sociale zaken, bevolking en militaire
zaken, onderwijs, gezondheidsvoorziening, belastingen, politie, nuts
bedrijven)