-4-
3. Ingeval toepassing is gegeven aan het tweede lid en de aanvrager niet
binnen de in dat lid bedoelde termijn van veertien dagen de in dat lid
bedoelde ontbrekende gegevens heeft overgelegdis de aanvrager niet-ont-
vankelijk in zijn aanvraag met ingang van de dag, volgend op de laatste
dag van de in dat lid bedoelde termijn van veertien dagen.
4. Ingeval toepassing is gegeven aan het tweede lid en de aanvrager naar het
oordeel van burgemeester en wethouders de in het tweede lid bedoelde ont
brekende gegevens in onvoldoende mate heeft overgelegd, verklaren zij de
aanvrager binnen veertien dagen na de dag waarop hij die gegevens heeft
overgelegd niet-ontvankelijk.
5. Indien de aanvrager ontvankelijk is in zijn aanvraag, leggen burgemeester
en wethouders de aanvraag voor een ieder ter inzage. De terinzagelegging
wordt op de gebruikelijke wijze bekend gemaakt, waarbij mededeling wordt
gedaan van de mogelijkheid om binnen een termijn van veertien dagen be
zwaren in te dienen bij burgemeester en wethouders.
6. Burgemeester en wethouders brengen de aanvraag en de daartegen ingebrach
te bezwaren terstond ter kennis van de monumentencommissie.
7. Binnen twee maanden na afloop van de bezwarentermijn brengt de monumen
tencommissie haar advies uit aan burgemeester en wethouders.
8. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om vergunning binnen
vier maanden na de indiening dan wel ontvankelijkverklaring van de aan
vraag. Zij kunnen hun beslissing voor ten hoogste twee maanden verdagen;
hiervan doen zij de aanvrager onmiddellijk schriftelijk mededeling.
9. Indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan het bepaalde in lid 8
wordt de vergunning geacht te zijn verleend.
10. Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van hun be
sluit aan de monumentencommissie en aan degenen die hun bezwaren kenbaar
hebben gemaakt
11. Een vergunning blijft buiten werking gedurende 30 dagen na de datum waar
op zij is verleend dan wel van rechtswege is verleend. Indien gedurende
die termijn beroep is ingesteld op grond van de Wet administratieve
rechtspraak overheidsbeschikkingen, blijft de vergunning buiten werking
totdat op het bezwaar en eventueel volgend beroep is beslist, tenzij met
toepassing van artikel 107 van de Wet op de Raad van State
(Stb. 1986,670) op een desbetreffend verzoek beslist wordt om de schor
sing op te heffen.
Artikel 8
Burgemeester en wethouders nemen met betrekking tot een kerkelijk monument
geen beslissing ingevolge de bepalingen van artikel 7 dan in overeenstemming
met de eigenaar, indien en voor zover het betreft een beslissing, waarbij
wezenlijke belangen van de godsdienstoefening in dat monument in het geding
zijn.
Artikel 9
1Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften ver
binden in het belang van de monumentenzorg.
2. De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.