-3-
"De gemeenteraad stelt een verordening vast waarin ten minste de inschakeling
wordt geregeld van een commissie op het gebied van de monumentenzorg die
burgemeester en wethouders adviseert over aanvragen om vergunning als bedoeld
in artikel 11".
Artikel 2
Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik
van het monument
Toelichting artikel 2
De Monumentenwet van 1961 spreekt nog over de bestemming waarmee rekening is
te houden bij het gebruik van het monument. In de model-monumentenverordening
van 1982 is reeds sprake van gebruiksmogelijkheid. In de toelichting bij het
betreffende artikel van het model 1982 staat dat met het woord bestemming niet
zozeer de publiekrechtelijke, de planologische bestemming is bedoeld, als wel
de gebruiksmogelijkheid die de rechthebbende op het pand daaraan toekent, me
de gelet op de constructie en ligging van het pand. Omdat de wetgever heeft
bedoeld dat óók met de eigenaarsbelangen rekening moet worden gehouden is in
het model 1982 de wettelijke term bestemming vervangen door gebruiksmogelijk
heid
In de toelichting op artikel 2 van de Monumentenwet staat dat uit constante
jurisprudentie blijkt dat in dit verband met bestemming wordt gedoeld op ge
bruik. Om de aansluiting tussen de Monumentenwet en de monumentenverordening
in terminologie zo nauw mogelijk te houden spreekt de monumentenverordening nu
ook over gebruik en niet over gebruiksmogelijkheid. Van essentiële verschillen
is uiteraard geen sprake. Dit artikel verplicht tot een motivering bij de aan
wijzing van monumenten en bij de vergunningverlening.
HOOFDSTUK 2 DE MONUMENTENCOMMISSIE
Artikel 3
1. De leden van de monumentencommissie worden door de raad benoemd; de voor
zitter wordt uit het college van burgemeester en wethouders benoemdDe
monumentencommissie telt ten minste twee en ten hoogste vier leden.
2. Burgemeester en wethouders doen een voordracht, waarbij rekening wordt ge
houden met de binding van de kandidaten met op het terrein van de monumen
tenzorg actieve particuliere instellingen en met hun deskundigheid.
3. Burgemeester en wethouders benoemen een ambtelijk secretaris en kunnen amb
telijke adviseurs anwijzen.
4. De leden van de monumentencommissie worden benoemd voor een periode van
vier jaren. Deze periode loopt gelijk met een zittingsperiode van de raad.
De leden van de commissie zijn onmiddellijk herbenoembaar.
5. Een lid, dat ter vervulling van een - anders dan ten gevolge van een perio
dieke aftreding - opengevallen plaats wordt benoemd, treedt af op het tijd
stip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, moest aftreden.
6. Een lidmaatschap vervalt bij het niet langer bekleden van de functie waarin
de benoeming heeft plaatsgevonden.
7. De commissie beraadslaagt in het openbaar.