-11-
11. Een vergunning blijft buiten werking gedurende 30 dagen na de datum waarop
zij is verleend dan wel van rechtswege is verleend. Indien gedurende die
termijn beroep is ingesteld op grond van de Wet administratieve recht
spraak overheidsbeschikkingen blijft de vergunning buiten werking totdat
op het bezwaar en eventueel volgend beroep is beslist, tenzij met toepas
sing van artikel 107 van de Wet op de Raad van State (Stb. 1986, 670) op
een desbetreffend verzoek beslist wordt om de schorsing op te heffen.
Toelichting lid 11
Deze bepaling staat ook in de Monumentenwet. Op aandrang van enige Kamerleden
is tijdens de parlementaire behandeling dit artikellid opgenomen. In bepaalde
gevallen voorzagen de betrokken Kamerleden dat de procedure van de Wet Arob
ontoereikend zou zijn om belanghebbenden voldoende rechtsmiddelen in handen te
geven diemet name in geval van toestemming voor afbraak van een monument
voorkomen dat voldongen feiten ontstaan. Immers, het indienen van een Arob-
bezwaarschrift dan wel een verzoek om schorsing van de sloopvergunning is zin
loos als het monument inmiddels verdwenen is.
De verhouding tussen deze van rechtswege voor 30 dagen geschorste vergunning
en artikel 48 Woningwet is echter onduidelijk. De Woningwet en het ontwerp-
Woningwet kennen geen vergelijkbare bepaling. Indien naast de vergunning op
grond van deze verordening of de Monumentenwet ook een bouwvergunning is ver
leend, zit de vergunninghouder minimaal 30 dagen met de vraag wat reeds uitge
voerd kan worden op grond van de verleende bouwvergunning en welke werkzaam
heden onder de schorsing van 30 dagen van de wijzigingsvergunning op grond van
de monumentenverordening of de Monumentenwet nog niet kunnen worden uitge
voerd
Artikel 8
Burgemeester en wethouders nemen met betrekking tot een kerkelijk monument
geen beslissing ingevolge de bepalingen van artikel 7 dan in overeenstemming
met de eigenaar, indien en voor zover het betreft een beslissing, waarbij
wezenlijke belangen van de godsdienstoefening in het geding zijn.
Toelichting artikel 8
Zijn er geen wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het geding
dan is overeenstemming niet vereist. Zie toelichting artikel 1, lid 5.
Artikel 9
1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften verbin
den in het belang van de monumentenzorg.
2. De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.
Toelichting lid 1
Bij afbraak of wijziging van een monument met vergunning kunnen onderdelen en
materialen ter beschikking komen die van nut kunnen zijn bij het restaureren
van andere monumenten. Voorts is documentatie en archeologisch bodemonderzoek
voor te schrijven.