-6- De heer VAN HULST heeft behoefte aan een aanvulling op hetgeen de heer Van Harten reeds gezegd heeft. Waar het zijns inziens om gaat is de vraag in hoeverre op een redelijke afstand wordt voorzien in de behoefte aan open baar onderwijs binnen de gemeente Nieuw-GinnekenVanuit democratische grondbeginselen zou het op zijn plaats zijn een onderzoek in te stellen in de gehele gemeente naar de behoefte aan welke vorm van basisonderwijs dan ook. De heer Van Harten heeft al aangegeven dat het de schaal van de ge meente te boven gaat om tot stichting van nog een redelijk goed funktione- rende basisschool te kunnen komen. Om kwalitatieve redenen en omdat ook zijn fraktie zich gebonden weet aan de motie van 1986, heeft hij geen be hoefte aan het voorgestelde onderzoek. Namens het college zegt wethouder ROPS dat tot 1 mei 1990 een passief be leid ten aanzien van het stichten van nog een openbare school zal worden gevoerd. Het college houdt zich aan het collegeprogramma neergelegd in de motie van 29 april 1986. De heer VAN HARTEN wijst er op dat bij de verdunning van het aantal leer lingen, door stichting van nog een openbare school, er onvoldoende mens kracht beschikbaar zal zijn voor begeleiding van leerlingen - leerstofont wikkeling - buitenschoolse activiteiten - overleg met ouders enz.. Centraal in deze kwestie staat de vraag bij wie het initiatief ligt. De raad van Nieuw-Ginneken heeft zijn zorg voor het openbaar onderwijs reeds waar ge maakt middels stichting van een openbare basisschool binnen deze gemeente. Nu er vanuit Bavel geen duidelijk uitgesproken vraag naar openbaar onder wijs is, moet niet het risico gelopen worden dat de kwaliteit van het onderwijs wordt aangetast. Onderzoek kan leiden tot het ontstaan van die vraag en moet daarom achterwege blijven. Die overwegingen zijn door de coalitiepartners reeds gemaakt toen zij zich op 29 april 1986 in een motie hebben verbonden. Daarmee wordt geen enkele blokkade opgeworpen voor ouders in Bavel die hun kinderen in Ulvenhout naar de openbare school willen laten gaan. Het is volstrekt onjuist dat de raad in zijn huidige samenstelling de vrije onderwijskeuze blokkeert. In tweede termijn gaat de heer POSTHUMA in op de reakties van de raad en het college. Als de heer Van Hulst spreekt over een "redelijke" afstand dan moet dat wel afgezet worden tegen de mogelijkheden waarover men beschikt. Bovendien vindt hij dat een gemeente die zo op haar zelfstandigheid is ge steld geen leerlingen mag verwijzen naar een openbare school in Breda. In de wet is een specifieke verantwoordelijkheid neergelegd voor de gemeente raad ten aanzien van het openbaar onderwijs. De heer VAN HULST wijst er in dit verband op dat wanneer ouders dat zelf aangeven en voldaan wordt aan de gestelde getalscriteria, de gemeente ge houden is daar naar vermogen medewerking aan te verlenen. Verder voert die taak niet. De heer POSTHUMA is van mening dat de gemeenteraad een specifieke taak heeft ten aanzien van het openbaar onderwijs. Dat staat los van de moge lijkheid van ouders om onderwijs van welke soort dan ook af te dwingen. Zonder onderzoek valt weinig te zeggen over de kwaliteit van een mogelijk te stichten openbare school in Bavel. Uit informatie van de directie, ondersteund door de ouderraad en de medezeggenschapsraad, blijkt dat de openbare school in Ulvenhout op de huidige schaal uitstekend funktioneert en dat ook zal blijven doen wanneer een beperkt aantal leerlingen vanuit Bavel naar een andere school zou gaan. Dit kwaliteitsaspect is binnen de bestuurscommissie Openbaar Onderwijs besproken. Zoals al eerder gezegd rekent de bestuurscommissie het niet tot haar taak een onderzoek in te stellen naar de behoefte aan openbaar onderwijs in Bavel. Zij zou dan de raad voor de voeten lopen. Wanneer de raad besluit tot het instellen van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1990 | | pagina 38