Mijnheer de voorzitter,
Wij houden deze algemene beschouwingen ten overstaan van een
College van Burgemeester en Wethouders dat er aanmerkelijk anders
uitziet dan de voorafgaande ,keer. Een college waarvan drie wet
houders deel uitmaken, dat slechts steunt op twee pertijen die
tezamen acht van de vijftien raadszetels bezetten.
Het is genoegzaam bekend dat de fraktie van de Partij van de Arbeid
zeer ongelukkig was met de totstandkoming van dit college. Wij
hebben niet de behoefte daar alsnog nader op in te gaan.
Wij hechten er wel aan bij de eerste algemene beschouwingen in
deze raadsperiode duidelijk te stellen dat de wijze waarop de
P.v.d.A. oppositie voert niet zal veranderen.
Wij hebben in het verleden college-voorstellen steeds vanuit onze
sociaaldemokratische beginselen en aan de hand van ons partij
programma op hun inhoud beoordeeld. Kritiek leverend als wij dat
nodig achtten, maar ook steun verlenend waar dat vanuit onze op
vattingen mogelijk was.
Wij zullen dat blijven doen. Niet omdat wij achteraf toch gelukkig
zouden zijn met de samenstelling van het college, maar omdat het
volgens ons de enige manier is om konstruktief oppositie te voeren;
de enige manier ook om een zinvolle bijdrage te leveren aan het
bestuur van onze gemeente.
Het college is erin geslaagd ons voor het komend jaar een sluitende
begroting te presenteren. Toch ademen de ons gepresenteerde stukken
een sfeer van zorg over de financiële positie.
Dat is niet helemaal nieuw. Ook vorig jaar is erop gewezen dat bij
ongewijzigd beleid in de komende jaren onvoldoende middelen be
schikbaar zouden zijn om de geplande investeringen te realiseren.
Ook vorig jaar is geattendeerd op de noodzaak om prioriteiten te
stellen en daarbij de gemeentelijke reservepositie nadrukkelijk
te betrekken.
Dit jaar gaat u iets verder. U zegt ons een notitie toe met betrek
king tot de gemeentelijke reservepositie aan de hand waarvan we
nog dit jaar zullen kunnen spreken over de te stellen prioriteiten
en de daarmee samenhangende politieke keuzes.