X
X
GEMEENTE NIEUW-GINNEKEN
Raadsvergadering
22 januari 1991
Onderwerp
Deelname aan de milieutechnische samenwerking
Stadsgewest-Breda in de nieuwe structuur.
Agenda Nr 9
Klass. Nr.: -1.777.1
Ulvenhout, 8 januari 1991
Aan de Raad
INLEIDING
In regionaal verband is in de afgelopen periode met voortvarendheid ge
streefd naar een herstructurering van de Milieutechnische Samenwerking.
Dit streven, ingeleid door een politiek testament van het Bestuurlijk
Coördinatie Team MTS en gevolgd door een consensus in het stadsgeweste
lijke Portefeuillehoudersoverleg Milieu over het met die herstructure
ring te bereiken doel, heeft geleid tot een "CONVENANT houdende nadere
regeling van de milieutechnische samenwerking ter uitvoering van de Re
geling Stadsgewest Breda 1990"* en tot een nieuwe MTS-dienstverlenings-
overeenkomst*In de vergadering van het Portefeuillehoudersoverleg van
15 november 1990 hebben alle deelnemende portefeuillehouders met beide
stukken en daarmede met de nieuwe structuur van de MTS ingestemd. Het
geheel is door het genoemde overleg met positief advies aan de Gewest
raad doorgestuurd. De Gewestraad heeft in zijn vergadering van 14
december met de nieuwe structuur ingestemd.
MOTIVERING/TOELICHTING
Na een periode van voorbereiding en anticipatie werd medio 1989 de for
mele start gegeven aan de Milieutechnische Samenwerking in het Stads
gewest Breda (MTS). De organisatiestructuur met drie dienstverlenende
gemeenten (Breda, Oosterhout en Etten-Leur) en een, zij het gebrekkige,
bestuurlijke inbedding in, maar overigens volledig functionerende onder
de vlag van de gemeenschappelijke regeling Stadsgewest Breda, bleek
gaandeweg niet echt optimaal te zijn.
Een relatief hoge mate van inefficiëntie, mede veroorzaakt door een
noodzakelijk intensieve bestuurlijke en ambtelijke coördinatie door
respectievelijk het Bestuurlijk en Ambtelijk Coördinatie Team, gekop
peld aan een terughoudende opstelling van diverse dienstafnemende ge
meenten met als gevolg een onvoldoende afname van dienstverleningsuren
om op basis daarvan de benodigde additionele personele capaciteit bij
de dienstverleners te kunnen aanstellen, waren daarvan de belangrijkste
oorzaken